#5 , 16 jun 2010 11:06
‘Mijn man heeft met zijn (overleden) echtgenote een stuk grond, en het huis er op’ houdt in dat u geen mede-eigenaar bent van dat huis en grond. De helft van het huis behoort uw man toe en de andere helft behoort de erfgenamen van zijn eerste echtgenote toe. Uw kind erft van zijn vader,doch niet van diens eerste echtgenote.
Ten aanzien van uw mans helft geldt : “Art.1432.Elk der echtgenoten is vergoeding verschuldigd...telkens als hij persoonlijk voordeel heeft getrokken uit het gemeenschappelijk vermogen”(B.W.=Burgerlijk Wetboek).
Het eigen vermogen van uw man(=diens half huis) heeft voordeel getrokken uit het gemeenschappelijk vermogen van uw man en uzelf,door afbetalingen en investeringen,en moet dat gemeenschappelijk vermogen dus daarvoor vergoeden.
Ten aanzien van de helft van uw mans eerste echtgenote(=haar nalatenschap) geldt :
-Wat de investeringen betreft : “Art.555. Indien de beplantingen, gebouwen en werken zijn tot stand gebracht door een derde met zijn eigen materialen, heeft de eigenaar van het erf het recht die voor zich te behouden...Indien de eigenaar verkiest die beplantingen en gebouwen te behouden, moet hij de waarde van de materialen en het arbeidsloon vergoeden, zonder dat de min of meer belangrijke vermeerdering der waarde, die het erf kan hebben verkregen, in aanmerking komt...”(B.W.).
Die derde(=tweede huwelijksgemeenschap) realiseerde een meerwaarde,zoals oprit, nieuwe dak, beplanting enzovoort aan het huis,waarop art.555 B.W. van toepassing is.
-Wat de afbetalingen betreft: ‘Wanneer door één der echtgenoten een gebouw wordt opgericht op een grond die in onverdeeldheid toebehoort aan de echtgenoten gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen, vindt artikel 555, B.W., in geval van verdeling geen toepassing voor de bepaling van de verschuldigde vergoeding, maar wel de regels inzake vermogensverschuiving zonder oorzaak. Zulks heeft voor gevolg dat de echtgenoot die het gebouw heeft opgericht, recht heeft op een vergoeding gelijk aan de meerwaarde die het goed heeft verkregen als gevolg van de door hem gedane uitgaven, met als maximum zijn verarming. Indien deze uitgaven evenwel belangrijker zijn dan de door het onroerend goed bekomen meerwaarde, heeft de echtgenoot recht op een vergoeding gelijk aan het bedrag van de op regelmatige wijze op zijn naam gefactureerde uitgaven‘(Gent 27 oktober 1988,Pas. 1989,II,85).
Ga naar Belgische wetgeving in JUSTEL-databanken van Belgisch Staatsblad. Klik voor WetBOEKEN achter ’Juridische aard’. Op afkondigingsdatum vindt u de overige akten. Inzake FEDERALE fiscale wetgeving zie http://www.fisconetplus.be/