Mede-eigenaar X wil een privatief toestel verankeren op een gemeenschappelijke muur. Hij weet dat hij, ondanks dat hij samen met zijn vennoot 66,0 % van de stemmen heeft, nooit aan de nodige 4/5de komt, zelfs een 2/3de zit er meer dan waarschijnlijk nipt niet. Wat doet hij: hij zet iedereen voor een
voldongen feit door dat toestel zonder aankondiging of vraag aan wie ook te plaatsen. Hij gaat ervan uit dat toch niemand naar de rechter zal durven te stappen en ook dat niemand het recht in eigen zal nemen (afbreken achter zijn rug, wat strafbaar is.) De plaatsing wordt dus stilzwijgend gedoogd, zoals hij verwachtte, en dat al enkele jaren. Maar hij voelt nattigheid: sommige eigenaren ondervinden toch hinder van dat toestel wat hem aan de oren komt en wat almaar luider klinkt. Hij krijgt echter een lumineus (?) idee. Op de vergadering zet hij het volgende agendapunt:
ik kan niet ontkennen dat de plaatsing van mijn toestel niet aan de VME werd voorgelegd, daarom de vraag: moet het toestel dat ik geplaatst heb weg? Nu begrijp je dat op die vraag nooit met een meerderheid ja geantwoord kan worden, zelfs niet met een 1/2de meerderheid, laat staan een 4/5de meerderheid. M.a.w. door zijn toestel op onrechtmatige wijze te plaatsen bekomt hij met 66,0% van de stemmen wat hij wil, terwijl er 80% voor nodig is. En dan herhaal ik de titel: juridische spitsvondigheid, een gat in de wet op de mede-eigendom, of niets van dat alles?
