art 121 Wet landverzekeringsovereenkomsten - levensverzekeringen: "de begunstigde heeft door het enkele feit van zijn aanwijzing recht op de verzekeringsprestaties....."
art. 124 In geval van overlijden van de verzekeringnemer, zijn de premies die hij heeft betaald, niet aan inbreng of inkorting onderworpen, behalve voor zover het betaalde KENNELIJK BUITEN VERHOUDING STAAT tot zijn vermogenstoestand, in welk geval de inbreng of inkorting het bedrag van de opeisbare prestaties niet mag overschrijden.
Hof van Cassatie 16 januari 2006: "Door het feit van zijn aanwijzing verkrijgt de derde-begunstigde een eigen en rechtstreeks recht op de verzekeringsprestaties en kunnen de verzekeringnemer noch, in de regel, zijn erfgenamen, enig recht op die prestatie doen gelden." (tenzij dus het criterium. Consulteer hierover evt. L. SCHUERMANS Grondslagen van het Belgisch Verzekeringsrecht (2008) die daarover uitgebreid schrijft, oftewel F. BOUCKAERT het artikel "Rechten van de begunstigde van een levensverzekering versus de rechthebbende van de nalatenschap van de verzkeringnemr", in T. Not. 2004 op pag 697.
Bankiers kennen dat Cassatie-arrest maar al te goed. Er is daarover discussie geweest tot Cassatie 26 juni 2008 uitsprak dat om het misbruik en de benadeling van de andere erfgenamen te herstellen dat kapitaal wel op het actief van de erfenis moet komen en de levensverzekering dus als een schenking aanzien wordt. Maar als u dat laatste niet weet, ...de bankier zal het u niet vertellen, wellicht. U kan de cassatie-arresten raadplegen op
www.juridat.be