Voor een rechtstreekse vordering (Art 1798 BW) is geen contractuele verbintenis met de onderaannemer noodzakelijk, en de onderaannemer kan wel degelijk rechtstreekse betaling eisen van de "bouwheer".
Art. 1798. <W 19-02-1990, art. 2> Metselaars, timmerlieden, arbeiders, vaklui en onderaannemers gebezigd bij het oprichten van een gebouw of voor andere werken die bij aanneming zijn uitgevoerd, hebben tegen de bouwheer een rechtstreekse vordering ten belope van hetgeen deze aan de aannemer verschuldigd is op het ogenblik dat hun rechtsvordering word ingesteld.
Echter, de rechtstreekse vordering is "ten belope van hetgeen deze (de bouwheer) aan de aannemer verschuldigd is op het ogenblik dat hun rechtsvordering word (sic) ingesteld". M.a.w., de onderaannemer kan maximaal het bedrag opeisen dat u als bouwheer nog verschuldigd bent aan de aannemer. Aangezien u de eindfactuur betaalde op 15 juni, ga ik er van uit dat u geen openstaande schuld hebt tgo de hoofdaannemer, en kan de onderaannemer dus niks van u eisen.
Natuurlijk, mocht de onderaannemer bij wijze van aangetekend schrijven de rechtstreekse vordering ingesteld hebben VOOR 15 juni, is het een ander verhaal...
Ik ben geen jurist - mijn posts zijn dus enkel gebaseerd op mijn eigen mening en gezond verstand