Artikel 815 van het Burgerlijk Wetboek
Inderdaad bij vrijwillige of conventionele mede-eigendom onstaat de vrijwillige onverdeeldheid door een overeenkomst tussen partijen.
Dergelijke onverdeeldheid is gewild en georganiseerd. Hierop is artikel 815 B.W. niet van toepassing.
Ik ga ervan uit dat TS de vraag gesteld heeft om de mogelijkheden van een overeenkomst te bekijken en dat een schriftelijke overeenkomst of een akte inzake vereffening-verdeling nog niet is opgemaakt.
Een notaris kan dit eventueel als volgt oplossen (vet gedeelte):
Persoonlijk gebruiken wij in alle akten waarin partijen (via aankoop, schenking of anderszins) in een vrijwillige mede-eigendom stappen (bv. 2 personen kopen ieder voor de helft of krijgen ieder via schenking de helft van een onroerend goed) de volgende clausule, behalve als het een aankoop betreft met een beding van aanwas (die we voor 2 jaar laten afsluiten, met automatische verlenging met opeenvolgende periodes van 2 jaar bij gebrek aan opzeg minstens 3 maanden voor het einde van de lopende periode) :
Artikel 815 B.W.
Partijen zijn door ondergetekende notaris ingelicht over het feit dat zij zich in een vrijwillige mede-eigendom of onverdeeldheid bevinden (voor zover zij rechten van dezelfde aard in het goed bezitten), waarop artikel 815 van het Burgerlijk Wetboek (dat bepaalt dat niemand kan gedwongen worden in onverdeeldheid te blijven) niet van toepassing is.
Hierop verklaren zij dit artikel, op contractuele basis, van overeenkomstige toepassing zodat iedere mede-eigenaar, bij gebrek aan akkoord tussen partijen, de gerechtelijke verdeling kan vorderen overeenkomstig de artikelen 1207 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
Zij komen evenwel overeen niet uit onverdeeldheid te treden gedurende een periode van 6 jaar te rekenen vanaf heden (dit kan in principe langer dan 5 jaar zijn vermits art. 815 B.W. niet van toepassing is en dus evenmin de daarin bepaalde maximumtermijn van 5 jaar,
maar er moet wel een maximumtermijn in staan om rechtsgeldig te zijn, maximum de levensduur van partijen).
[bron: Dirk Michiels, notaris]
Voor wat betreft artikel 1207 G.W.:
Art. 1207. Indien niet alle mede-eigenaars met een minnelijke verdeling instemmen, alsook in de gevallen bedoeld in artikel 1206, zesde lid, geschiedt de verdeling gerechtelijk op vordering van de meest gerede partij ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg.
Art. 1208. § 1. Indien betreffende dezelfde onverdeeldheid meerdere eisers afzonderlijk de verdeling vorderen, worden de vorderingen op de eerste nuttige zitting, in voorkomend geval ambtshalve, samengevoegd.
§ 2. Indien tussen partijen een andere onverdeeldheid bestaat waarbij geen derden zijn betrokken en waarvan de voorafgaande vereffening noodzakelijk is om de gevorderde verdeling te voltrekken, strekt de vordering zich van rechtswege uit tot de vereffening van die onverdeeldheid.
§ 3. In het geval bedoeld in § 2 heeft het vonnis dat met toepassing van artikel 1209 wordt gewezen, van rechtswege tot gevolg dat dient te worden overgegaan tot de vereffening van de onverdeeldheid, waarvan de voorafgaande vereffening noodzakelijk is om de bevolen verdeling te voltrekken.
§ 4. Op verzoek van een van de partijen kan de rechtbank, bij een met redenen omklede beslissing, de afzonderlijke verdeling bevelen voor de in het buitenland gelegen goederen die ze aanwijst. Ze houdt rekening met de aard en de ligging van die goederen. De termijnen bedoeld in de artikelen 1214, § 2, en 1218 zijn in dat geval niet van toepassing op deze afzonderlijke verdeling. De rechtbank kan, indien dit verzoek overeenkomstig artikel 1216 bij haar aanhangig wordt gemaakt door de notaris-vereffenaar, in dezelfde zin bevelen in de loop van de procedure.
Art. 1209. § 1. De rechtbank beslist over alle geschillen die bij haar aanhangig worden gemaakt, met dien verstande dat zij de oplossing kan uitstellen tot het vonnis van homologatie wordt gewezen, en verleent de partijen akte van hun eventuele akkoorden.
§ 2. De door de rechtbank vastgestelde akkoorden gelden als vonnis bedoeld in artikel 1043.
§ 3. Het vonnis waarin het akkoord van de partijen over de verkoop, openbaar of uit de hand, van alle of een deel van de goederen wordt vastgesteld, machtigt de notaris-vereffenaar ertoe over te gaan tot deze verkoop, indien hij daartoe door ten minste een partij wordt verzocht. Dit vonnis verleent aan de notaris-vereffenaar de bevoegdheden bedoeld in artikel 1224, § 4, tweede, derde en vierde lid, waarvan het de tekst overneemt in het beschikkende gedeelte.