Weet niemand een antwoord op mijn vraag ?
Of hij als een regelmatig of niet regelmatig werknemer zal beschouwd worden ?
Soms is er totaal geen verschil in uitkering of men al dan niet regelmatig werknemer is. Zonder de gegevens uit het dossier te kennen kan men daar nooit op antwoorden.
De spelregels zijn :
Art. 224. § 1. kb 03-07-1996 inzake ziv.
Om als regelmatig werknemer als bedoeld in artikel 93 van de
gecoördineerde wet te worden beschouwd, moet een in artikel 86, § 1, 1 of 2, van de
gecoördineerde wet bedoelde werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoen:
1
bij de aanvang van de arbeidsongeschiktheid, sedert ten minste zes maanden de
hoedanigheid van uitkeringsgerechtigde hebben.
De gerechtigde moet daarenboven honderdtwintig arbeidsdagen of met toepassing van
artikel 203, vierde lid, gelijkgestelde dagen aantonen. De dagen opgesomd in artikel 203, vierde
lid, 4, worden echter niet meegerekend voor de toepassing van deze bepaling .In afwijking van de bepalingen van het voorgaande lid, moet de seizoenarbeider, dearbeider bij tussenpozen of de deeltijdse werknemer in totaal vierhonderd … arbeidsuren ofdaarmee met toepassing van artikel 203, vierde lid, gelijkgestelde uren tellen. De met toepassingvan artikel 203, vierde lid, 4, gelijkgestelde uren mogen echter niet in aanmerking genomenworden voor de toepassing van deze bepaling;
2
over het tijdvak dat ingaat vanaf de datum dat hij gerechtigde is geworden en loopt tot
daags vóór de aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid, aan een aantal arbeidsdagen of hiermee
gelijkgestelde dagen komen van in totaal ten minste driekwart van het aantal werkdagen van het
beschouwde tijdvak. Onder met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen worden de dagen verstaan die
zijn bedoeld in de artikelen 86, § 1, 1, b), 100, 114, 114bis en 128 van de gecoördineerde wet.
Onder werkdagen worden alle dagen van het jaar verstaan, behalve de zondagen. Indien de
werknemer de hoedanigheid van uitkeringsgerechtigde heeft sedert de eerste januari van het
kalenderjaar vóór dat waarin de arbeidsongeschiktheid is aangevangen, wordt het refertetijdvak
evenwel beperkt tot dat kalenderjaar.
Onder kalenderjaar als bedoeld in deze bepaling moet het refertejaar worden verstaan zoals
het is bepaald in artikel 277.
Wanneer de werknemer de in artikel 86, § 1, 1 of 2, van de gecoördineerde wet bedoelde
hoedanigheid van gerechtigde verliest gedurende een periode van minder dan drie maanden,
onderbreekt die periode het refertetijdvak niet.
Voor de toepassing van deze bepaling wordt rekening gehouden met het aantal werkdagen
en gelijkgestelde dagen, zoals bepaalde conform de bepalingen van artikel 203, zesde lid.
In afwijking van de bepalingen van het eerste lid, van punt 2, moet de seizoenarbeider, de
arbeider bij tussenpozen of de deeltijdse werknemer over het hiervoren omschreven refertetijdvak
een aantal arbeidsuren of hiermee gelijkgestelde uren tellen dat overeenstemt met ten minste 28
arbeidsuren per week of bij gebreke hiervan, een aantal arbeidsuren gelijk aan ten minste
driekwart van het aantal arbeidsuren, gepresteerd door de maatpersoon. Voor die werknemers
worden de periodes van inactiviteit, bedoeld in het eerste lid, van punt 2, voor zover ze
samenvallen met periodes tijdens welke de betrokken werknemers normaal wel zouden hebben
gewerkt, meegerekend voor het aantal arbeidsuren dat ze tijdens die periodes zouden hebben
gepresteerd;
3
de gerechtigden moeten over het totale aantal werkdagen van het onder 2 bedoelde
refertetijdvak doen blijken van een gemiddeld dagloon van ten minste 21,42 EUR als zij 21 jaar
of ouder zijn, van ten minste 16,06 EUR als zij 18 tot 20 jaar zijn en van ten minste 10,71 EUR
als zij jonger dan 18 jaar zijn. Daartoe wordt voor de met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen een
fictief loon toegepast, gelijk aan het gederfde loon, zoals dit is bepaald in artikel 87 van de
gecoördineerde wet, dat als basis heeft gediend voor de berekening van de uitkering.
De werknemers wier bijdragen krachtens de wetgeving betreffende de sociale zekerheid op
forfaitaire loonbedragen worden berekend, worden geacht te hebben voldaan aan de in het eerste
lid gestelde voorwaarden inzake dagloon.
Voor de seizoenarbeiders, de arbeiders met tussenpozen en de deeltijdse werknemers wordt
voor de met arbeidsuren gelijkgestelde uren een fictief loon toegepast, dat eveneens wordt
bepaald op basis van het gederfde loon dat in aanmerking genomen wordt voor het berekenen van
de uitkering.
§ 2.
Het tijdvak van het vervullen van militieverplichtingen de in artikel 247 bedoelde
tijdvakken van voortgezette verzekering, het tijdvak tijdens hetwelk de werknemer een uitkering
heeft ontvangen voor de volledige onderbreking van zijn beroepsloopbaan, evenals de tijdvakken
tijdens welke de gerechtigde de arbeid heeft onderbroken om zich aan de opvoeding van zijn kind
te wijden onder de voorwaarden vastgesteld in artikel 205, § 5, worden geneutraliseerd voor de
toepassing van de bepalingen van § 1.
Het tijdvak tijdens hetwelk de werknemer een uitkering ontvangt voor de gedeeltelijke
onderbreking van zijn beroepsloopbaan, wordt geneutraliseerd voor de toepassing van de
bepalingen van § 1, bij het verstrijken van het tijdvak waarvoor de gerechtigde de voornoemde
uitkering ontvangt.
Het voorgaand lid is evenwel alleen van toepassing indien de overeengekomen
vermindering van de prestaties het tijdvak waarvoor de gerechtigde de voornoemde uitkering
ontvangt, niet overschrijdt
§ 3.
De bedragen van het gemiddeld dagloon, die zijn bedoeld in § 1, worden ieder jaar in de
loop van de maand december geherwaardeerd met een percentage dat gelijk is aan de verhouding
tussen het op 1 januari van het lopende jaar geldende minimumbedrag van de uitkering voor een
regelmatig werknemer met personen ten laste en hetzelfde bedrag op 1 januari van het vorige
jaar.
aldus geherwaardeerde bedragen worden voor de toepassing van § 1 in aanmerking
genomen vanaf de 1e januari na die herwaardering.
In geval van toepassing van § 2 zijn de in § 1 bedoelde gemiddelde dagloonbedragen ter
staving van de werkdagen in het refertetijdvak vóór een geneutraliseerd tijdvak van zes maanden
of meer, evenwel die welke overeenkomstig deze paragraaf zijn vastgesteld voor het jaar na dat
waarin het geneutraliseerde tijdvak een aanvang heeft genomen.
§ 4. De gerechtigde die voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de
hoedanigheid van regelmatig werknemer, behoudt die hoedanigheid als hij opnieuw
arbeidsongeschikt wordt binnen twaalf maanden na het einde van het tijdvak van
arbeidsongeschiktheid waarover hem de hoedanigheid van regelmatig werknem