#11 , 18 sep 2015 15:18
Misschien dat je er nog met een goede advocaat uitkomt...
Zo zou ik het een draai geven:
Krachtens artikel 1583 BW gaat de eigendom van rechtswege over zodra er een overeenkomst is over de zaak en de prijs, d.i. de loutere wilsovereenstemming of juister door de loutere totstandkoming van het contract.
Voor de totstandkoming van de koop is de “meeting of the minds” of wilsovereenstemming tus-sen de partijen noodzakelijk. Er is vereist dat er een aanbod en aanvaarding is over de essentiële bestanddelen van de verkoop (prijs en het goed). Van een aanbod is sprake wanneer een partij een voorstel doet met alle elementen om een contract af te sluiten en de wederpartij enkel nog moet aanvaarden.
De aanvaarding is een wilsverklaring die volkomen met het aanbod overeenstemt, of althans met de hoofdbestanddelen ervan. Een aanvaarding veronderstelt het volle akkoord, zonder voorbe-houd, met het aanbod. Als de reactie op het aanbod zo wordt geformuleerd dat de termen van het aanbod worden gewijzigd, dan is er geen aanvaarding, maar een tegenbod.
In casu zou kunnen worden geargumenteerd dat er sprake was van een tegenbod, hoewel er discus-sie kan ontstaan over de “hoofdbestanddelen” van het aanbod. In principe is er overeenstemming over de essentiële bestanddelen, nl. de prijs en het goed. Het grote discussiepunt hier is uiteraard of partijen een substantieel element hebben willen toevoegen, nl. de keuring van de wagen. Tegenpartij zal beweren dat het slechts om een bijkomend element gaat. Dit kan worden tegengesproken door het feit dat de tegenpartij de prijs heeft aanvaard “op voorwaarde dat...”. Hieruit zou kunnen blijken dat het wel degelijk gaat om een substantieel bestanddeel van de overeenkomst. Men zou zelfs kunnen argumenteren dat het om een essentieel bestanddeel gaat.
Men zou dus kunnen argumenteren dat de verkoop niet tot stand is gekomen, omdat er nog geen volledige wilsovereenstemming was over alle substantiële/essentiële elementen van de verkoop.
De discussie zal hier gaan om de vraag of in het tegenbod van tegenpartij een subjectief essentieel recht werd voorbehouden:
“Partijen bereikten wilsovereenstemming omtrent de zaak en de prijs, zodat ingevolge de aanvaarding van het on-voorwaardelijke en voorbehoudloze aanbod een verkoopovereenkomst is tot stand gekomen (art. 1583 BW).
Waar de (objectief) essentiële kenmerken van de verkoopovereenkomst vastliggen, kan het concretiseren/finaliseren van de verkoopovereenkomst niet gelijk worden gesteld met het onderhandelen van substantiële elementen. Het gaat dan om accessoire modaliteiten die desnoods op basis van suppletieve rechtsregels moeten worden aangevuld (art. 1135 BW).
Het gegeven dat ten tijde van het aanbod enkel de objectief essentiële elementen van de ver- koopovereenkomst vast-liggen, en meer precies de zaak en de prijs, volstaat (art. 1583 BW), althans wanneer de partijen bij het aanbod en de aanvaarding geen subjectief essentiële elementen hebben voorbehouden.” (Rb. Gent 10 januari 2012, RW 2013-14, afl. 35, 1387)
“Het akkoord over prijs en goed volstaat soms niet om de verkoop te voltrekken, in het bijzonder wanneer partijen zijn (overeengekomen om een onderhandse verkoopovereenkomst te tekenen en ze) nog moeten overeenkomen over de substantiële elementen van de overeenkomst. De aanvaarding van een onvolledig aanbod, in de zin dat het geen melding maakt van de substantiële voorwaarden, doet een deelakkoord, een kaderakkoord of een princiepsak-koord ontstaan, waaruit de verbintenis ontstaat om te goeder trouw verder te onderhandelen.” (Brussel 23 juni 2011, TBO 2013, afl. 4, 180)
Als al wordt aanvaard dat de koopovereenkomst niet tot stand is gekomen, bestaat het risico dat men wel besluit tot precontractuele aansprakelijkheid o.b.v. de artikelen 1382-1383 BW, wegens het afbreken van onderhandelingen op arbitraire wijze.
Hopelijk heb je er iets aan... Misschien kan je nog iets in der minne regelen met de verkoper?