#6 , 09 sep 2015 12:21
“Art.1514. "Hij die beweert...eigenaar te zijn van in beslag genomen voorwerpen,kan tegen de verkoop verzet doen...met vermelding van de bewijzen van eigendom..."(Gerechtelijk Wetboek).
‘als concubinerenden hun respectieve roerende goederen hebben vermengd,is de schuldeiser van hen niet verplicht deze goederen te onderscheiden of af te scheiden,hetgeen onmogelijk is geworden tengevolge van de vermenging die de concubinerenden zelf hebben bewerkstelligd.De schuldeiser kan derhalve beslag leggen op de goederen die de concubinerenden aldus bezitten,tenzij de concubinerende die geen schuldenaar is,bewijst dat hij alleen eigenaar is van het geheel of een deel van de goederen‘(Cass. 10 juni 1976,Pas. 1976,I,1101,Arr.Cass. 1976,1135,R.W. 1976-77,601,T.Not. 1976,283,R.G.E.N. 1976,nr.22148).
“Art.301.§ 1. Onverminderd artikel 1257 van het Gerechtelijk Wetboek kunnen de echtgenoten op elk ogenblik overeenkomen omtrent de eventuele uitkering tot levensonderhoud, het bedrag ervan en de nadere regels volgens welke het overeengekomen bedrag zal kunnen worden herzien. § 2. Bij gebrek aan overeenkomst zoals bedoeld in § 1, kan de familierechtbank in het vonnis dat de echtscheiding uitspreekt of bij een latere beslissing, op verzoek van de behoeftige echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toestaan ten laste van de andere echtgenoot. De rechtbank kan het verzoek om een uitkering weigeren indien de verweerder bewijst dat verzoeker een zware fout heeft begaan die de voortzetting van de samenleving onmogelijk heeft gemaakt. In geen geval wordt de uitkering tot levensonderhoud toegekend aan de echtgenoot die schuldig werd bevonden aan een in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek bedoeld feit dat is gepleegd tegen de persoon van de verweerder of aan een poging tot het plegen van een in de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek bedoeld feit tegen diezelfde persoon. In afwijking van artikel 4 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering kan de rechter in afwachting dat de beslissing over de strafvordering in kracht van gewijsde is getreden, aan de verzoeker een provisionele uitkering toekennen, hierbij rekening houdend met alle omstandigheden van de zaak. Hij kan het toekennen van deze provisionele uitkering ondergeschikt maken aan het stellen van een waarborg die hij bepaalt en waarvoor hij de nadere regels vaststelt. § 3. De rechtbank legt het bedrag van de onderhoudsuitkering vast die ten minste de staat van behoefte van de uitkeringsgerechtigde moet dekken. De rechtbank houdt rekening met de inkomsten en mogelijkheden van de echtgenoten en met de aanzienlijke terugval van de economische situatie van de uitkeringsgerechtigde. Om die terugval te waarderen, baseert de rechter zich met name op de duur van het huwelijk, de leeftijd van partijen, hun gedrag tijdens het huwelijk inzake de organisatie van hun noden en het ten laste nemen van de kinderen tijdens het samenleven of daarna. De rechter kan indien nodig beslissen dat de uitkering degressief zal zijn en in welke mate. De onderhoudsuitkering mag niet hoger liggen dan een derde van het inkomen van de uitkeringsplichtige echtgenoot. § 4. De duur van de uitkering mag niet langer zijn dan die van het huwelijk.”(Burgerlijk Wetboek).
“Art.12.Iedere persoon vanaf 25 jaar heeft recht op maatschappelijke integratie wanneer hij voldoet aan de in de artikelen 3 en 4 gestelde voorwaarden.”(26 MEI 2002. - Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie)
Onderzoek zelf die artikelen 3 en 4.
Ga naar Belgische wetgeving in JUSTEL-databanken van Belgisch Staatsblad. Klik voor WetBOEKEN achter ’Juridische aard’. Op afkondigingsdatum vindt u de overige akten. Inzake FEDERALE fiscale wetgeving zie http://www.fisconetplus.be/