Excuseer mijn gebruikersnaam, maar de tegenpartij is handig met Google, daarom zal ik ook hier en daar spaties of punten gebruiken om de vindbaarheid te minderen.

Het verhaal in een notendop:
grootvader leent een relatief groot bedrag (4 nullen) aan ons zodat zijn zoon zich bij ons in Belgie kon vestigen om bij ons in de zaak te komen werken.
Dit gebeurde in het jaar 20.06, zijn zoon betaald dit bedrag terug aan de verweerder.
Verweerder stortte de betaalde gelden echter terug aan zijn zoon omdat hij eiste dat wij het over zouden maken.
Het geld dat terug gestort is naar de zoon hebben wij echter nooit ontvangen en wij weigeren natuurlijk een 2e keer te betalen.
Wij starten een rechtszaak en worden in gelijk gesteld.
Verweerder gaat in hoger beroep en verweerder krijgt gelijk aangaande artikel 1,2.3:7" B,.W/ dat bepaalt dat de verweerder kan eisen dat de schuld niet door een derde voldaan mag worden, indien de verweerder hier belang bij heeft.
Wij gaan in cassatie en de zaak is voor geweest.
Wij worden in gelijk gesteld omdat de verweerder bedrog heeft gepleegd en duidelijk geen belang bij heeft om te eisen dat de schuld niet door een derde voldaan mag worden
De vraag luidt: moet de verweerder nu in hoger beroep gaan of staat dit vrij? En wat is het termijn dat hij in beroep mag gaan?