Burgerlijk wetboek - gemene huur .
Art. 1731. <W 29-12-1983, art. 5> § 1. Indien geen omstandige plaatsbeschrijving is opgemaakt, wordt vermoed dat de huurder het gehuurde goed ontvangen heeft in dezelfde staat als waarin het zich bevindt op het einde van de huurovereenkomst, behoudens tegenbewijs, dat door alle middelen kan worden geleverd.
§ 2. Indien tussen verhuurder en huurder een omstandige plaatsbeschrijving is opgemaakt, moet de huurder het goed teruggeven zoals hij het, volgens die beschrijving, ontvangen heeft, met uitzondering van hetgeen door ouderdom of overmacht is teniet gegaan of beschadigd.
Art. 1732. Hij is aansprakelijk voor de beschadigingen of de verliezen die gedurende zijn huurtijd ontstaan, tenzij hij bewijst dat die buiten zijn schuld hebben plaatsgehad.
Art. 1754. Herstellingen ten laste van de huurder, of geringe herstellingen tot onderhoud, waartoe, behoudens andersluidend beding, de huurder gehouden is, zijn die welke door het plaatselijk gebruik als zodanig beschouwd worden en, onder andere, de herstellingen :
Aan haarden, haardplaten, lijsten en mantels van schoorstenen;
Aan de bepleistering van de muren van appartementen en andere woonplaatsen, onderaan tot op een meter hoogte;
Aan vloerstenen en tegels van kamers, wanneer er slechts enkele gebroken zijn;
Aan ruiten, tenzij die gebroken zijn door hagel of andere buitengewone en door overmacht veroorzaakte voorvallen waarvoor de huurder niet aansprakelijk is;
Aan deuren, vensterramen, planken dienende tot afschutting of tot sluiting van winkels, hengsels, grendels en sloten.
Art. 1755. Geen van de herstellingen die geacht worden herstellingen ten laste van de huurder te zijn, komt voor rekening van de huurder, wanneer alleen ouderdom of overmacht daartoe aanleiding hebben gegeven.
artikel 1315 BW: Hij die de uitvoering van een verbintenis vordert, moet daarvan het bestaan bewijzen en hij die beweert bevrijd te zijn, moet het bewijs leveren van de betaling of van het feit dat het tenietgaan van zijn verbintenis heeft teweeggebracht.
artikel 870 Gerechtelijk Wetboek: Iedere partij moet het bewijs leveren van de feiten die zij aanvoert.
De twee laatste wetsartikels zijn algemene principes . In de praktijk is "bewijslast " een materie waar de rechter autonoom kan in beslissen , wat aanvaard wordt , of niet ; en of bijkomende onderzoeksdaden opportuun zijn . ( zoals het aanstellen van een deskundige , wanneer een pand opnieuw verhuurd is , en aldus de privacy van de nieuwe bewoners kan geschonden worden ).
In ieder geval moet de eiser met bewijsmiddelen voor de dag komen , en wat er nu voorligt is zéér mager .
Plaatsbeschrijving is NIET door u ondertekent ,en is geprotesteerd.
Plaatsbeschrijving vermeldt duidelijk als EERSTE woorden : " geschilderd - goed onderhouden ( met als tegenstrijdige kanttekening : " beschadigingen aanwezig " ; waarbij de beschadigingen op géén enkele manier aangetoond worden ) .
Verder zijn er op de foto's géén beschadigingen te zien .
U kunt bovenstaande gebruiken in uw verweer , maar ook door te stellen dat de plaatsbeschrijving EN prijsbepaling schadevergoeding NIET door een deskundige SCHATTER zijn opgesteld , waarbij de plaatsbeschrijver ( die hiervoor 250 € aanrekende ) NIET in staat was enige schade te detailleren , noch op die schade een exacte kostprijs te bepalen , maar integendeel een forfaitair bedrag aanwijst die géén enkele rekening houdt met de schade die normaliter ontstaat door normale slijtage door OUDERDOM .
U mag er verder ook op wijzen dat u andere schadeposten WEL vergoedt hebt , daar waar ze u rechtvaardig leken, maar dat verhuurder tracht vergoeding te bekomen voor het herschilderen van de VOLLEDIGE living , zonder aan te tonen dat de slijtage uw schuld zou zijn . ( Art. 1755 ) .
Met dit laatste wel uitkijken ( afwachten wat eiser vraagt ) -- op PB staat letterlijk " reinigen en bijwerken muren " ( waarbij de vraag kan gesteld worden waarom een schadepost voor REINIGEN opgenomen is ) .