8 MEI 2009. - Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid (het Energiedecreet).
http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_lo ... #Art.4.7.4" onclick="window.open(this.href);return false;
Een huishoudelijke afnemer wordt omschreven als:TITEL V. - DE JAARLIJKSE TOEKENNING VAN EEN GRATIS HOEVEELHEID ELEKTRICITEIT
Art. 5.1.1.§ 1. [1 Met uitzondering van de huishoudelijke afnemers aangesloten op een gesloten distributienet, heeft iedere huishoudelijke afnemer en elke titularis van een gebouw, zoals bedoeld in § 3, het recht op de jaarlijkse toekenning van een gratis hoeveelheid elektriciteit.]1
§ 2. De gratis hoeveelheid elektriciteit die aan de huishoudelijke afnemer wordt toegekend, wordt als volgt berekend : 100 kWh + (100 kWh x het aantal natuurlijke personen dat gedomicilieerd is in de woning in kwestie).
§ 3. Voor wat appartementsgebouwen, bejaardentehuizen en andere gebouwen betreft waar elektriciteit afgenomen wordt door verschillende natuurlijke personen die gedomicilieerd zijn op een adres in het betrokken gebouw en die niet over een aparte aansluiting beschikken, wordt de gratis hoeveelheid elektriciteit berekend als volgt : 100 kWh + (100 kWh x het aantal personen dat gedomicilieerd is op een adres in het betrokken gebouw).
De titularis van het toegangspunt van het gebouw, bedoeld in het vorig lid, zorgt ervoor dat de gelde-lijke voordelen van de gratis hoeveelheid elektriciteit verdeeld worden over de verschillende personen die gedomicilieerd zijn op een adres in het betrokken gebouw.
§ 4. De elektriciteitsdistributienetbeheerder brengt iedere leverancier op de hoogte van het aantal gedomicilieerde personen op het adres van de afnamepunten waarop die leverancier levert.
§ 5. De geldelijke tegenwaarde van de gratis hoeveelheid elektriciteit, vermeld in § 2 en § 3, wordt door de leverancier in mindering gebracht op de eerste afrekeningsfactuur die de titularis van het afnamepunt jaarlijks ontvangt na verstrekking van de gegevens, vermeld in § 4.
De hoeveelheid elektriciteit die in mindering wordt gebracht kan niet meer bedragen dan het jaarlijks verbruik op de desbetreffende aansluiting op het distributienet.
§ 6. De geldelijke tegenwaarde van de gratis hoeveelheid elektriciteit, vermeld in § 2 en § 3, wordt door de netbeheerder van de titularis van het afnamepunt gecompenseerd ten aanzien van de leverancier.
§ 7. De Vlaamse Regering kan nadere regels vastleggen betreffende de manier waarop de hoeveelheid elektriciteit, vermeld in § 2 en § 3, wordt aangerekend op de factuur, zoals vermeld in § 5, en wordt gecompenseerd, zoals vermeld in § 6.
----------
(1)<DVR 2011-07-08/22, art. 37, 007; Inwerkingtreding : 26-08-2011>
De VREG heeft daarnaast hun eigen regels gevormd, welke mij geen basis lijken te vinden in het energiedecreet:67° huishoudelijke afnemer : elke natuurlijke persoon aangesloten op een aardgasdistributienet of een elektriciteitsdistributienet op een spanning gelijk aan 1 000 volt of minder, die elektriciteit of aardgas afneemt om te voorzien in zijn behoeften of die van de personen die samen met hem in de woning in kwestie gedomicilieerd zijn, behoudens in het geval dat het leveringscontract voor de levering van elektriciteit respectievelijk aardgas op het afnamepunt in kwestie werd gesloten door een onderneming, zoals bedoeld in artikel 2, 3°, van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een kruispuntbank voor ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen;
http://www.vreg.be/gratis-elektriciteit" onclick="window.open(this.href);return false;
Maw er kunnen zich 5 situaties voordoen:
1. verbruiksfactuur op naam van een rechtspersoon: hierbij kan er allicht moeilijk gesproken worden over afname van electriciteit om te voorzien van de eigen behoeften van een natuurlijk persoon (alhoewel? lees verder). Maar in toepassing van de regels van de VREG bestaat hier geen toepassing van het gratis gebruik (niettegenstaande een factuur op een rechtspersoon integraal kan aangerekend zijn aan een natuurlijk persoon die alle electriciteit voor eigen gebruik bestemd).
2. verbruiksfactuur op naam van een natuurlijk persoon, zonder vermelding van ondernemingsnummer. Hier kan geen twijfel bestaan dat de gratis electriciteit toegekend wordt.
3. verbruiksfactuur op naam van een natuurlijk persoon, doch mét vermelding van een ondernemingsnummer. Hier is geen toepassing mogelijk van de gratis electriciteit ingevolge wat de VREG voorziet op hun website.
4. verbruiksfactuur op naam van een natuurlijk persoon, doch mét vermelding van een ondernemersnummer (maar met de expliciete voorziening van de hoedanigheid van “niet-handelsonderneming naar privaatrecht” maw de vrije beroepen mét BTW nummer). Hier is geen toepassing mogelijk van de gratis electriciteit ingevolge wat de VREG voorziet op hun website.
5. verbruiksfactuur op naam van een natuurlijk persoon, zonder vermelding van een ondernemersnummer, doch die activiteiten betreft zoals advocaten, notarissen en deurwaarders in eigen naam. Niettegenstaande hier een deel van de electriciteit verbruikt wordt door een NIET natuurlijk persoon is er hier wél toepassing van de gratis electriciteit.
In feite is het verschil in behandeling (= het al of niet krijgen van een deel gratis electriciteit) gekoppeld aan het al of niet vermelden op dergelijke verbruiksfactuur van een 'BTW nummer' voor de afnemer.
Het lijkt mij dan ook overduidelijk dat hier sprake is van een discriminatie, minstens door het anders behandelen van de natuurlijke personen onder nummer 5 vermeld, tov van die onder nummer 3 en 4.
De situatie 3 en 4, indien gecombineerd met de situatie dat er minstens één natuurlijk persoon op het afnemersadres op de verbuikfactuur, zal ten allen tijde zorgen voor een beperking van de beroepsmatig aftrekbare electriciteit (toepassing van BTW regels en WIB 92).
Er is in dit geval dan ook TEN ALLEN TIJDE sprake van voorziening van private behoeften. Dus al de gezinnen die zich in deze situatie bevinden (gedomicilieerd op het adres van hun 'onderneming') worden benadeeld ten opzichte van de anderen, en dit enkel door het criterium van het al of niet vermelden van een ondernemersnummer op de verbruiksfactuur.
De discriminatie wordt nog duidelijker?
Daarnaast kan de situatie bestaan waar een verbruiksfactuur opgesteld wordt op naam van een natuurlijk persoon, zonder vermelding van een ondernemersnummer, doch ofwel aanrekening van een deel van het aangerekende verbruik als beroepskosten binnen een eenmanszaak of aanrekening van een deel als forfaitaire terugbetaling van kosten door een rechtspersoon.
Ook hier worden deze onder punten 3 en 4 gediscrimineerd, enkel en alleen omdat er bij hen wel degelijk een ondernemersnummer vermeld staat op hun verbruiksfactuur. En dit niettegenstaande minstens een deel niet louter bestemd is als voorziening van private behoeften.
Nog een grotere discriminatie?