Artikel 15. Kruisen
15.1. Het kruisen geschiedt rechts.
15.2. De bestuurder moet, bij het kruisen een voldoende zijdelingse afstand laten en, zo nodig, naar rechts uitwijken.
De bestuurder, waarvan het doorrijden belemmerd wordt door een hindernis of door de aanwezigheid van andere weggebruikers, moet vertragen en, zo nodig, stoppen om de tegemoetkomende weggebruikers doorgang te verlenen.
15.3. Wanneer het kruisen wegens de breedte van de rijbaan niet gemakkelijk kan uitgevoerd worden, mag de bestuurder de gelijkgrondse berm volgen, op voorwaarde dat hij de weggebruikers die zich daar bevinden, niet in gevaar brengt.
15.4. Het kruisen van spoorvoertuigen die de rijbaan volgen, mag links geschieden, wanneer het rechts niet kan wegens de engte van de doorgang of de aanwezigheid van een stilstaand of geparkeerd voertuig of enige andere vaste hindernis en op voorwaarde dat de tegemoetkomende weggebruikers niet gehinderd of in gevaar gebracht worden.
Indien u de controle over het stuur verloor hebt u onvoldoende vertraagd en niet zo nodig gestopt om de tegenligger te laten passeren.