Uit de laatste zin leid ik af dat, wanneer het niet in het belang is van het kind, het kan zijn dat de vraag van de vader om een vaderschapstest te doen en wanneer de moeder dit niet wil, door de rechter verworpen kan worden. Klopt dit?
Ik moet mijn vorig antwoord bijstellen want:
"In antwoord op een prejudici?le vraag zegt het Arbitragehof in zijn arrest nr. 63/92 van 8 oktober 1992 (B.S., 3 december 1992) voor recht dat enerzijds art. 319, ? 3 van het B.W., de artikelen 6 en 6bis van de Grondwet (huidige artikelen 10 en 11) schendt, in zoverre het de ontvankelijkheid van de erkenning van een minderjarig niet-ontvoogd kind afhankelijk stelt van de voorafgaande toestemming van de moeder, terwijl zij het vaderschap niet betwist; in zoverre, wanneer de zaak naar de rechtbank verwezen wordt, het die rechtbank machtigt te oordelen of de erkenning kan plaatsvinden, zelfs wanneer niet is bewezen dat de verzoeker niet de vader is. Anderzijds schendt art. 319, ? 3, van het B.W., de artikelen 6 en 6bis niet, in zoverre het bepaalt dat, wanneer de zaak naar de rechtbank wordt verwezen, de rechtbank het verzoek afwijst indien het bewijs wordt geleverd dat de verzoeker niet de vader is."
Met dank aan
www.jura.be
scorpioen