"Omgangsrecht is een mensenrecht en daar wordt niet aan getwijfeld"
II.
DE BESCHERMING VAN HET GEZINSLEVEN: OMGANG.
A ALGEMEEN.
1. Recht op omgang.
Een zeer essentieel element van het gezinsleven is het samenzijn tussen ouder en kind. Het Europees Hof liet daarover geen twijfel bestaan :
"Pour un parent et son enfant, etre ensemble represente un element fondamental de la vie familiale"
Wanneer de samenwoning tussen ouder en kind onmogelijk geworden is, komt er daardoor nog geen einde aan het gezinsleven tussen ouder en kind. Contact tussen beide blijft wenselijk en moet voor zover mogelijk gehandhaafd blijven. Art. 8 waarborgt dit omgangsrecht
2. Inmenging op voorwaarde van art. 8, al. 2.
In de rechtspraak van het Hof en van de Commissie wordt de weigering van de vaststelling van een omgangsregeling beschouwd als een inmenging in het gezinsleven die dan moet gerechtvaardigd worden op basis van het tweede lid van art. 8. De inmenging moet (1) bij wet voorzien zijn, (2) nodig zijn in een democratische samenleving, (3) in het belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van de anderen (d.i. wettig doel).
3. Positieve werking van art. 8.
De Commissie bepaalde dat art. 8 primair negatief werkt, in die zin dat het bescherming geeft tegen een ongerechtvaardigde inmenging in het gezinsleven door overheidsorganen, maar dat bet de Staat niet verplicbt de mogelijkheden te herstellen voor een gezin dat al door de betrokkenen, altbans door een van hen, beschadigd is Omgang maakt volgens de Commissie geen positieve verplicbting van de overheid uit. Ook uit de arresten van het Hof blijkt dat het omgangsrecht als een verbod van inmenging wordt bescbouwd en niet als een positieve verplicbting 3
DE BOER is van mening dat de stelling van de Commissie dat art. 8 primair negatiefwerkt, m.b.t. het omgangsrecbt minder gelukkig is.
Er zijn mag andere positieve werkingen denkbaar dan het aanzetten tot herstel van gebroken verhoudingen. Het bijzondere in omgangszaken is dat de inmenging in het gezinsleven als regel niet bestaat uit een positief handelen door de Staat ( ... ) maar uit een niet-doen
: uit een niet-optreden tegen de ouder die het gezag uitoefent. Art. 8 verplicbt nu de Staat om - behoudens de uitzonderingen van het tweede lid van het artikel - desgevraagd wel op te treden. Dit kan toch niet anders dan een positieve werking van art. 8 genoemd worden
Hoe het Hof en de Commissie te werk gaan bij de bescherming van het omgangsrecht is ons niet helemaal duidelijk. De Europese instanties beschouwen het omgangsrecbt als fundamenteel.
Omgangsrecht is een mensenrecht en daar wordt niet aan getwijfeld, zodat er ook niet bij stil gestaan wordt hoe deze principiele omgang in art. 8 past.
Wanneer omgang geweigerd wordt, is er een inmenging in het gezinsleven.
Deze inmenging is slechts geoorloofd wanneer aan de voorwaarden van art. 8, al. 2 voldaan is.
lees meer!
https://www.law.kuleuven.be/jura/art/27 ... berghe.pdf