Dag,
Sinds enkele maanden ben ik het slachtoffer—zo voel ik me althans—van een persoon die op een zeer lepe wijze mijn familie en beste vrienden tegen mij heeft opgezet
door (i) onophoudelijk te beweren dat ik 'zot', 'krankzinnig', 'mentaal gestoord' en is er zo in geslaagd om in mei jongstleden twee mensen te overtuigen om samen rond 23 u ' avonds bij
mij thuis 'binnen te breken'— en (ii) mij te beschuldigen van een ernstige misdaad.
Ik heb begin augustus klacht neergelegd bij de politie (met burgerlijke partijstelling) en de persoon is ondertussen verhoord m.b.t. aanklacht laster een eeroof.
Deze week heeft diezelfde persoon mij voor de rechtbank van eerste aanleg gedaagd mbt ons gezamenlijk kind met als grondvraag het 'alleen-recht' om ons kind op te voeden … en dat op basis van
… het 'feit' dat ik zot, mentaal ziek zo zijn en zo meer, uitspraken dus die in mijn aanklacht voor laster en eerroof tegen die persoon staan genoteerd.
Drie vragen:
(i) Is er hier sprake van een inbreuk op artikel 447 van het strafwetboek? —ik citeer: "Indien het een feit betreft dat tot het private leven behoort, mag de dader van de tenlastelegging geen ander bewijs tot zijn verdediging aanvoeren dan het bewijs dat volgt uit een vonnis of uit enige andere authentieke akte."
(ii) Is er hier sprake van een herhaling van het delict—lasterlijke aantijging in openbare context— en
(iii) is een rechterlijk oordeel legitiem als het zich zou baseren op deze uitspraken (en mij zouden benadelen)?
Groeten,
Erdo