#2 , 30 okt 2011 08:06
Art. 41 Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt:
"Behalve wanneer de omstandigheden het niet toelaten, doen de politieambtenaren die in burgerkledij tegenover een persoon optreden, of tenminste één van hen, van hun hoedanigheid blijken door middel van het legitimatiebewijs waarvan zij houder zijn.
Hetzelfde geldt wanneer politieambtenaren in uniform zich aanmelden aan de woning van een persoon."
Art. 57 Deontologische code van de politiediensten:
"Behalve wanneer de omstandigheden het niet toelaten, doen de personeelsleden die in burgerkledij tegenover een persoon optreden, of ten minste één van hen, van hun hoedanigheid blijken door middel van het legitimatiebewijs waarvan zij houder zijn.
Hetzelfde geldt wanneer leden van het operationeel kader in uniform zich aanmelden aan de woning van een persoon.
De leden van het operationeel kader zorgen er in alle omstandigheden voor dat zij zowel door de bevolking als door hun collega's als dusdanig kunnen worden herkend. Daartoe dragen zij op passende wijze hun uniform en uitrusting of hun armband en passen zij de adequate interventietechnieken toe. Indien verwarring zou kunnen bestaan, tonen zij hun legitimatiekaart, ook als ze in uniform zijn, tenzij de omstandigheden het niet mogelijk of opportuun maken.
Telkens wanneer de feitelijke omstandigheden het mogelijk maken, neemt de interveniërende dienst of het betrokken personeelslid de noodzakelijke maatregelen om bij een interventie elke mogelijke vergissing te vermijden. Dit houdt met name in dat de dienst of het personeelslid te gelegener tijd de lokale overheden en de lokale politie op de hoogte brengt van de acties die binnen hun ambtsgebied gepland zijn of plaatsvinden en dit voor zover dat deze informatie niet van die aard is dat ze het welslagen van die acties in gevaar brengt.
Bij interventies in uniform op een openbare plaats of ter gelegenheid van telefonische contacten, delen de personeelsleden hun naam en het korps of de dienst waartoe zij behoren mee, zeker wanneer de persoon waarmee ze te maken krijgen ernaar vraagt, tenzij de omstandigheden het niet mogelijk of opportuun maken, zoals bijvoorbeeld in het raam van de handhaving van de openbare orde."
Waarschijnlijk oordeelden de ambtenaren in kwestie dat het niet opportuun is in deze omstandigheden om op het verzoek in te gaan.