Over de forfaitaire vergoeding van drie maanden huur bestaat geen discussie.
Anders is het wat betreft de opzegvergoeding. Er werd geoordeeld
Rb. Brussel 2 februari 1998 T. Vred. 1999, 60, noot SNAET, S..
De huurder kan een huurovereenkomst die onder toepassing valt van de Huurwet 1991 op ieder tijdstip beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden (art. 3, par. 5 Huurwet 1991).
Heeft de huurder de woning verlaten zonder opzegging of met een kortere opzeggingstermijn dan deze wettelijke opzeggingstermijn, dan zal de verhuurder recht hebben op een vervangende vergoeding.
In die omstandigheden doet het opnieuw verhuren aan derden door de verhuurder tijdens de periode dat de opzeggingstermijn normaal gezien zou lopen indien de huurder conform art. 3, par. 5 Huurwet 1991 had gehandeld, geen afbreuk aan de vervangende schadevergoeding die de vroegere huurder verschuldigd is.
Alles hangt af van de feitelijke omstandigheden en onder meer welke opzegtermijn heeft de huurder in zijn opzegbrief vermeld. Als de huurder een opzegtermijn van drie maanden vermeldt, en partijen daarna
in onderling akkoord beslissen op een vroegere datum een einde te maken aan de huurovereenkomst is geen vervangende schadevergoeding (opzegvergoeding gelijk aan de nog te respecteren opzegtermijn) verschuldigd. Als de huurder van in het begin een onvoldoende opzegtermijn vermeldt (hij schrijft vandaag dat de huur zal eindigen op 30 april) is de opzegvergoeding wel verschuldigd. Moeilijker wordt het als de huurder een opzegtermijn van drie maanden vermeldt en de sleutels daarna voor het einde van de opzegtermijn aan de verhuurder overhandigd worden. Is er dan een onderling akkoord om de huur vervroegd te beëindigen? Is de huur beëindigd ingevolge beslissing van de huurder die de opzegtermijn niet wil uitdoen? In het eerste geval is de opzegvergoeding niet verschuldigd, in het tweede geval wel.
Ik heb het al meegemaakt dat de vrederechter besliste dat de verhuurder, door de sleutels zonder enig voorbehoud te aanvaarden, akkoord ging met de korte opzegtermijn die de huurder gegeven had, en dat geen opzegvergoeding verschuldigd was. M.i. ten onrechte. Dit vonnis werd in graad van beroep door de rechtbank van eerste aanleg hervormd, de huurder werd veroordeeld tot betaling van een opzegvergoeding. Ik vind het vonnis nu niet meer terug ...