In VV-procedure blijkt A, reeds jaren, mede-eigenaar te zijn van een naakte eigendom.
Volgens advokaat van A dient dit uit de VV gehouden te worden, gezien hieruit geen inkomsten zouden vloeien.
B was hiervan nooit op de hoogte en vermelde dit dus niet tijdens de echtscheidingsprocedure. Diende dit overigens tijdens de VV zelf te achterhalen.
Het Burgelijk wetboek vermeldt wel:
Vragen:Art. 203 § 1 “De ouders dienen naar evenredigheid van hun middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, de gezondheid, het toezicht, de opvoeding, de opleiding en de ontplooiing van hun kinderen”.
In Art. 203 § 2 worden de “middelen” uit §1 omschreven. Dat zijn “alle beroepsinkomsten, roerende en onroerende inkomsten van de ouders, alsook alle voordelen en andere middelen die hun levensstandaard en die van de kinderen waarborgen”.
1. Kan A verplicht worden om uit onverdeeldheid te treden ten voordele van de kinderen (alsook van de onderhoudsbijdrage van B)
2. Dient deze eigendom (verwerft door erfenis) effectief en volledig uit de VV gehouden te worden?
Gezien onroerend aan serieuse prijsstijgingen onderhevig was, zou de gemeenschap aldus opbrengsten worden ontzegd vanuit persoonlijk vermogen van A