#2 , 24 jun 2019 11:21
Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0588 - Zittingsperiode : 52
Auteur Bert Schoofs, VB
Departement Minister van Binnenlandse Zaken
Sub-departement Binnenlandse Zaken
Titel De legitimatieplicht van politieagenten.
Datum indiening 23/03/2010
Taal N
Termijndatum 26/04/2010
Vraag
1. Kan u meedelen of agenten van de politie zich steeds dienen kenbaar te maken aan burgers met wie zij in contact treden, op welke wijze deze legitimatie dient te gebeuren en welke inlichtingen dienen te worden verstrekt? 2. a) Dienen de politieagenten steeds een naamplaatje te dragen op het uniform? b) Zo neen, in welke gevallen niet? 3. Op welke wettelijke basis is deze regel gegrondvest? 4. In welke gevallen bestaan uitzonderingen op de legitimatieplicht van politieagenten?
Status 1 réponse normale - normaal antwoord
Publicatie antwoord B104
Publicatiedatum 26/04/2010, 20092010
Antwoord
1. Het dragen van een uniform heeft de bedoeling kenbaar te maken tot welke specifieke instelling een persoon behoort. In onderhavig geval identificeert het politie-uniform de drager ervan als zijnde een politiefunctionaris die bijgevolg over de bevoegdheden beschikt die inherent zijn aan deze functie. Het politie-uniform wordt dus gebruikt ter rechtvaardiging van een politionele bevoegdheid ten opzichte van de burger. Nochtans voorziet de wet op het politieambt dat de politieambtenaren en de agenten van politie in uniform die zich aanmelden aan de woning van een persoon hun hoedanigheid eveneens doen blijken door middel van het legitimatiebewijs waarvan zij houder zijn. Om te vermijden dat er enige verwarring ontstaat, geldt de bovenvermelde legitimatieverplichting ook voor de politieambtenaren die in burgerkledij tegenover een persoon optreden. Daarom zal één van de in burger optredende politieambtenaren, in de mate dat de omstandigheden van de interventie het toelaten, zijn hoedanigheid kenbaar dienen te maken. De deontologische code van de politiediensten verduidelijkt de legitimatieverplichting als volgt: "De leden van het operationeel kader zorgen er in alle omstandigheden voor dat zij zowel door de bevolking als door hun collega's als dusdanig kunnen worden herkend. Daartoe dragen zij op passende wijze hun uniform en uitrusting of hun armband en passen zij de adequate interventietechnieken toe. Indien verwarring zou kunnen bestaan, tonen zij hun legitimatiekaart, ook als ze in uniform zijn, tenzij de omstandigheden het niet mogelijk of opportuun maken". Buiten de wettelijke verplichting zoals hierboven beschreven, heeft een gemeenschapsgerichte politie er alle belang bij om de burgers een veilig gevoel te geven. Welnu, het is vandaag de dag niet altijd voor iedereen evident om tussen de vele uniformen binnen de veiligheidsberoepen dit van de politie te herkennen. Het is dus begrijpelijk dat een burger zich van de legitimiteit van de politieambtenaar die vóór hem staat, wil overtuigen. Zeker met de berichten over valse politie-uniformen of personen die zich valselijk voordoen als politieambtenaar met kwade bedoelingen. 2. a) De basisuitrusting van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, bestaat uit verschillende kleding waarvan het model in bijlage van het koninklijk besluit van 10 juni 2006 vastgesteld wordt. Deze bijlage voorziet uitdrukkelijk een naamplaatje met de naam, de dienst en de functie van de politieambtenaar. De omzendbrief GPI 65 van 27 februari 2009 verduidelijkt dat het naamplaatje integraal deel uitmaakt van de visuele identiteit van de geïntegreerde politie. Het dragen ervan is verplicht op de uitrustingsstukken op dewelke het voorzien is. Het wordt gedragen op de overslag van de rechterborstzak. In het algemeen is de politie, naast zijn dienstbaarheid, ook verantwoording verschuldigd nopens zijn handelingen. Het niet vrijgeven van zijn identiteit komt bij de burger eerder over als het zich onttrekken aan die plicht, bijvoorbeeld om hem te (ver)hinderen (om) een klacht in te dienen. b) Bij wijze van uitzondering - indien het wenselijk is dat de politieambtenaren en de agenten van politie anoniem blijven - kan de korpschef, de commissaris-generaal, de directeur-generaal of hun afgevaardigde, beslissen om van deze verplichting af te wijken. Eveneens moeten bepaalde speciale eenheden, door de aard van hun functie, anoniem kunnen werken 3. Zie het antwoord op de voorgaande vragen. 4. De aan de politieagenten opgelegde verplichting om hun hoedanigheid kenbaar te maken is niet absoluut en mag uiteindelijk geen beletsel vormen voor de actie zelf van de politie. Bij een interventie met het oog op de aanhouding van gevaarlijke misdadigers bijvoorbeeld, kan het legitimatiebewijs uitzonderlijk na de interventie worden voorgelegd.
Eurovoc-descriptoren POLITIE | POLITIECONTROLE