Art. 8 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken bepaalt, voor de burgerlijke zaken:
Indien de stukken of documenten, in een geding overgelegd, in eene andere taal dan die der rechtspleging gesteld zijn, kan de rechter, op verzoek der partij tegen dewelke die stukken of documenten worden ingeroepen, hiervan de overzetting in de taal der rechtspleging bevelen bij eene met redenen omkleede beslissing. De beslissing van den rechter is noch voor verzet noch voor beroep vatbaar. De kosten van vertaling worden mede begroot.
De rechter kan ook de vertaling vragen van stukken als hij de taal waarin die stukken gesteld zijn niet voldoende begrijpt.
Zo zijn er rechters in Vlaanderen die altijd vragen dat stukken in de Franse taal vertaald worden, anderen vragen dit nooit.
Zolang de vertaling niet betwist wordt door de andere partij mag die door om het even wie gedaan worden. De vertaling door een beëdigd vertaler tolk is enkel verplicht als de vertaling betwist wordt.
In de praktijk doet men vaak het volgende: de stukken waarvan de inhoud belangrijk is, zoals verklaringen van getuigen en partijen, worden in de conclusies geciteerd in de oorspronkelijke taal, met daaronder een door (de advocaat) gemaakte vrije vertaling.