#3 , 10 jan 2017 11:25
Heb ondertussen verdere info gevonden en post het hier nog volledigheidshalve omdat de fiscus toch iets genuanceerder redeneert dan wat Asperger schreef.
uit de circulaire nr. 4/2007 (AFZ 2/2007 - Dos. E.E./L. 158) dd. 21.02.200
. Onderwerp van de vrijstelling: het netto-aandeel van de rechtverkrijgende echtgenoot of samenwonende in de (in principe) op het ogenblik van het overlijden bestaande gezinswoning.
4.1. Het begrip "gezinswoning"
Krachtens het bepaalde in artikel 48, § 2, vierde lid, W. Succ. wordt er in de context van de vrijstelling onder "gezinswoning" verstaan: "de gezamenlijke hoofdverblijfplaats van de erflater en zijn overlevende echtgenoot of samenwonende". Het gaat dus in principe om de woning waar de partners op het ogenblik van het overlijden gewoonlijk samenleefden (*).
[(*) Vlaams Parlement, Stuk 865 (2005-2006), Memorie van Toelichting, blz. 4]
Naar analogie met het bewijs van de samenwoning voor de bepaling van het toepasselijk tarief, kan de gewoonlijke samenleving in een bepaalde woning bewezen worden - tot bewijs van het tegendeel door de administratie - met een uittreksel uit het bevolkingsregister waaruit de samenwoning blijkt. Omgekeerd kan bij gebreke aan een inschrijving in het bevolkingsregister op hetzelfde adres, de samenwoning uiteraard ook met andere middelen door partijen worden aangetoond (*).
[(*) Vlaams Parlement, Stuk 865 (2005-2006), Memorie van Toelichting, blz. 4]
De Vlaamse decreetgever heeft niet nader bepaald wat (tuin, garage, zwembad, gedeelte van de woning gebruikt voor beroep, …) al dan niet als behorende tot de gezinswoning moet worden beschouwd. Dat wordt trouwens ook door de federale wetgever niet gedaan in de artikelen 215 (1) en 915bis, § 2 (2), van het Burgerlijk Wetboek (3), die eveneens de bescherming van de gezinswoning beogen. Bij gebreke van een specifieke invulling is het zonder meer verkieselijk dat het begrip "gezinswoning" in het kader van deze vrijstelling van successierechten, dezelfde goederen zou omvatten als die welke het begrip omvat in het kader van de beschermingsmaatregelen ten aanzien van de gezinswoning in het Burgerlijk Wetboek. Bovendien wordt in de voorbereidende werken van het decreet daarop met zoveel worden aangedrongen (4).
[(1) Primair huwelijksvermogensrecht: bescherming van de gezinswoning tijdens het huwelijk. Artikel ook van toepassing in het kader van de wettelijke samenwoning (zie artikel 1477 B.W.).
(2) De gezinswoning vormt de concrete erfrechtelijke reserve van de langstlevende echtgenoot
(3) In die artikelen wordt niet direct gesproken van "gezinswoning" maar van "onroerend goed dat het gezin tot voornaamste woning dient/diende". In de rechtsleer wordt wel telkens de term gezinswoning gebruikt.
(4) Zie Vlaams Parlement Stuk 865 (2005 - 2006) - Nr. 3 (Verslag) bladzijde 6: "De heer Gilbert Bossuyt … Hij vraagt wel dat de gehanteerde begrippen zoveel mogelijk zouden aansluiten bij bestaande begrippen in de wetgeving. Hij veronderstelt trouwens dat met deze bekommernis rekening werd gehouden.".]
Welke goederen het begrip "gezinswoning" naast het eigenlijke woongedeelte kan omvatten, werd gespecificeerd in het Verslag Cooreman bij de wet van 14 mei 1981 (*), waarbij artikel 915bis in het Burgerlijk Wetboek werd ingevoegd. De administratie zal bijgevolg in het kader van de vrijstelling waarover het hier gaat aan het begrip "gezinswoning" dezelfde invulling geven als gedaan wordt in vermeld Verslag Cooreman.
[(*) Wet van 14 mei 1981 tot wijziging van het erfrecht van de langstlevende echtgenoot. B.S. 27/05/1981 - Verslag blz. 37]
Dus:
•"aanhorigheden zoals garage en tuin genieten de vrijstelling wel;
Of iets als een aanhorigheid (1) kan beschouwd worden, is een feitenkwestie. In de praktijk zal de scheidingslijn niet steeds duidelijk zijn. Alleszins kan in deze context een onroerend goed niet meer als aanhorigheid van de gezinswoning worden aangemerkt, wanneer de waarde ervan gelijk is aan de waarde van de gezinswoning of die laatste waarde overtreft (2). Meer algemeen geldt hier - zoals dat trouwens ook het geval is voor de toepassing van de regeling inzake bescheiden woningen in het Wetboek der registratierechten - dat een gebouw, een tuin, een weide, een bebost perceel, een zwemkom, … maar als aanhorigheden van de gezinswoning kunnen worden aangemerkt, indien ze gelet op hun ligging, hun oppervlakte of hun waarde als "normale" aanhorigheden van de woning kunnen worden beschouwd.