Gezinswoning

MarkiZN
Topic Starter
Berichten: 106

Gezinswoning

#1 , 05 jan 2017 16:55

Wordt een stuk grond dat aan het perceel met de gezinswoning grenst en deel uitmaakt van de tuin, beschouwd als bij de gezinswoning horend? Gezinswoning is eigendom van persoon A die wettelijk samenwoont in deze woning met persoon B ( die geen mede-eigenaar is). Het aangrenzend perceel is door persoon A en B samen aangekocht in onverdeeldheid en er ligt een zwemvijver op die met gemeenschapsgeld betaald is.

- bij overlijden van persoon A , heeft persoon B vruchtgebruik over de woning en kan indien testament dat stelt , de woning erven vrij van successierechten. Krijgt persoon B ook vruchtgebruik van het aangrenzend perceel en is dat ook vrijgesteld van successierechten?
- bij overlijden van persoon B , krijgt persoon A dan het vruchtgebruik van het aangrenzend perceel? En kan A dit erven zonder successierechten te betalen

persoon A en B hebben geen kinderen

Jureca
Juridisch actief: Ja
Regio: België

Een juridische oplossing. Voor elk probleem, voor iedereen!

Benieuwd naar jouw juridische opties? Jureca begeleidt jou aan de geschikte oplossing. Klik hier om jouw situatie te beschrijven en we nemen binnen de 24 uur met jou contact op voor persoonlijke begeleiding
asperger
Berichten: 6497
Juridisch actief: Nee
Locatie: Lier

#2 , 05 jan 2017 17:33

Niet als het gekend is als apart kadastraal perceel.
Voor A: Mits testament en betaling erfenisrechten kan vruchtgebruik over andere helft grond verkregen worden.
Voor B: idem
"Politici verkiezen echter liever de bedenkelijke heldenstatus van betweter te belichamen tegenover die van de minus habens." (Victor Dauginet in "Het belaste land", pagina 72)

MarkiZN
Topic Starter
Berichten: 106

#3 , 10 jan 2017 11:25

Heb ondertussen verdere info gevonden en post het hier nog volledigheidshalve omdat de fiscus toch iets genuanceerder redeneert dan wat Asperger schreef.


uit de circulaire nr. 4/2007 (AFZ 2/2007 - Dos. E.E./L. 158) dd. 21.02.200

. Onderwerp van de vrijstelling: het netto-aandeel van de rechtverkrijgende echtgenoot of samenwonende in de (in principe) op het ogenblik van het overlijden bestaande gezinswoning.
4.1. Het begrip "gezinswoning"

Krachtens het bepaalde in artikel 48, § 2, vierde lid, W. Succ. wordt er in de context van de vrijstelling onder "gezinswoning" verstaan: "de gezamenlijke hoofdverblijfplaats van de erflater en zijn overlevende echtgenoot of samenwonende". Het gaat dus in principe om de woning waar de partners op het ogenblik van het overlijden gewoonlijk samenleefden (*).
[(*) Vlaams Parlement, Stuk 865 (2005-2006), Memorie van Toelichting, blz. 4]

Naar analogie met het bewijs van de samenwoning voor de bepaling van het toepasselijk tarief, kan de gewoonlijke samenleving in een bepaalde woning bewezen worden - tot bewijs van het tegendeel door de administratie - met een uittreksel uit het bevolkingsregister waaruit de samenwoning blijkt. Omgekeerd kan bij gebreke aan een inschrijving in het bevolkingsregister op hetzelfde adres, de samenwoning uiteraard ook met andere middelen door partijen worden aangetoond (*).
[(*) Vlaams Parlement, Stuk 865 (2005-2006), Memorie van Toelichting, blz. 4]


De Vlaamse decreetgever heeft niet nader bepaald wat (tuin, garage, zwembad, gedeelte van de woning gebruikt voor beroep, …) al dan niet als behorende tot de gezinswoning moet worden beschouwd. Dat wordt trouwens ook door de federale wetgever niet gedaan in de artikelen 215 (1) en 915bis, § 2 (2), van het Burgerlijk Wetboek (3), die eveneens de bescherming van de gezinswoning beogen. Bij gebreke van een specifieke invulling is het zonder meer verkieselijk dat het begrip "gezinswoning" in het kader van deze vrijstelling van successierechten, dezelfde goederen zou omvatten als die welke het begrip omvat in het kader van de beschermingsmaatregelen ten aanzien van de gezinswoning in het Burgerlijk Wetboek. Bovendien wordt in de voorbereidende werken van het decreet daarop met zoveel worden aangedrongen (4).


[(1) Primair huwelijksvermogensrecht: bescherming van de gezinswoning tijdens het huwelijk. Artikel ook van toepassing in het kader van de wettelijke samenwoning (zie artikel 1477 B.W.).
(2) De gezinswoning vormt de concrete erfrechtelijke reserve van de langstlevende echtgenoot
(3) In die artikelen wordt niet direct gesproken van "gezinswoning" maar van "onroerend goed dat het gezin tot voornaamste woning dient/diende". In de rechtsleer wordt wel telkens de term gezinswoning gebruikt.
(4) Zie Vlaams Parlement Stuk 865 (2005 - 2006) - Nr. 3 (Verslag) bladzijde 6: "De heer Gilbert Bossuyt … Hij vraagt wel dat de gehanteerde begrippen zoveel mogelijk zouden aansluiten bij bestaande begrippen in de wetgeving. Hij veronderstelt trouwens dat met deze bekommernis rekening werd gehouden.".]


Welke goederen het begrip "gezinswoning" naast het eigenlijke woongedeelte kan omvatten, werd gespecificeerd in het Verslag Cooreman bij de wet van 14 mei 1981 (*), waarbij artikel 915bis in het Burgerlijk Wetboek werd ingevoegd. De administratie zal bijgevolg in het kader van de vrijstelling waarover het hier gaat aan het begrip "gezinswoning" dezelfde invulling geven als gedaan wordt in vermeld Verslag Cooreman.


[(*) Wet van 14 mei 1981 tot wijziging van het erfrecht van de langstlevende echtgenoot. B.S. 27/05/1981 - Verslag blz. 37]



Dus:



•"aanhorigheden zoals garage en tuin genieten de vrijstelling wel;



Of iets als een aanhorigheid (1) kan beschouwd worden, is een feitenkwestie. In de praktijk zal de scheidingslijn niet steeds duidelijk zijn. Alleszins kan in deze context een onroerend goed niet meer als aanhorigheid van de gezinswoning worden aangemerkt, wanneer de waarde ervan gelijk is aan de waarde van de gezinswoning of die laatste waarde overtreft (2). Meer algemeen geldt hier - zoals dat trouwens ook het geval is voor de toepassing van de regeling inzake bescheiden woningen in het Wetboek der registratierechten - dat een gebouw, een tuin, een weide, een bebost perceel, een zwemkom, … maar als aanhorigheden van de gezinswoning kunnen worden aangemerkt, indien ze gelet op hun ligging, hun oppervlakte of hun waarde als "normale" aanhorigheden van de woning kunnen worden beschouwd.

Reclame

asperger
Berichten: 6497
Juridisch actief: Nee
Locatie: Lier

#4 , 10 jan 2017 11:41

Ik kan hier enkel het volgende op antwoorden.
In onze straat had iemand twee bouwpercelen die naast elkaar liggen gekocht, A en B. Hij bouwde een villa op perceel A. Maar perceel A en B werden aangelegd als één grote tuin. Op perceel B werd bovendien een tenniscourt aangelegd.
Toen de echtgenoot overleed werd de vrijstelling voor perceel B geweigerd, met als reden dat het een afzonderlijke, zelfstandige kavel is.
Alleszins kan voor alles wat als één kadastraal perceel is geregistreerd geen discussie bestaan.

In de tekst die u citeert gaat het volgens mij telkens ook maar over één kadastraal perceel. Maar dan bv. een perceel waarvan een deel handelsuitbating is en een deel particuliere woning. Ik lees nergens dat men stukken van verschillende kadastrale percelen mag samenvoegen in de aangifte van successie, eerder het omgekeerde: dat men bepaalde delen van één en dezelfde kavel niet zal aanvaarden voor de vrijselling wegens niet gebruikt voor "bewoning".
"Politici verkiezen echter liever de bedenkelijke heldenstatus van betweter te belichamen tegenover die van de minus habens." (Victor Dauginet in "Het belaste land", pagina 72)

MarkiZN
Topic Starter
Berichten: 106

#5 , 10 jan 2017 12:20

ik onthoud vooral

"Of iets als een aanhorigheid (1) kan beschouwd worden, is een feitenkwestie. In de praktijk zal de scheidingslijn niet steeds duidelijk zijn. Alleszins kan in deze context een onroerend goed niet meer als aanhorigheid van de gezinswoning worden aangemerkt, wanneer de waarde ervan gelijk is aan de waarde van de gezinswoning of die laatste waarde overtreft (2). Meer algemeen geldt hier - zoals dat trouwens ook het geval is voor de toepassing van de regeling inzake bescheiden woningen in het Wetboek der registratierechten - dat een gebouw, een tuin, een weide, een bebost perceel, een zwemkom, … maar als aanhorigheden van de gezinswoning kunnen worden aangemerkt, indien ze gelet op hun ligging, hun oppervlakte of hun waarde als "normale" aanhorigheden van de woning kunnen worden beschouwd"

hier wordt wel perceel bos genoemd maar ik heb de indruk dat het vooral zal afhangen van de ambtenaar die het dossier behandelt. Anderzijds Asperger, als je stelt dat er sowieso geen discussie bestaat over alles wat zich op eenzelfde perceel bevindt, dan zie ik ook niet in waarom ze er dan een circulaire over schrijven. De fiscus gebruikt het begrip aanhorigheid en een bedrijfsgebouw kan in sommige omstandigheden als aanhorigheid gezien worden net zoals de tuin, weide etc

MarkiZN
Topic Starter
Berichten: 106

#6 , 10 jan 2017 12:44

ook interessant en geplukt van de site van belastingen.vlaanderen.be : duiding begrip aanhorigheden in het kader van klein beschrijf( circulaire noemt dit bescheiden woning)



"Klein beschrijf - Begrip aanhorigheden

Standpunt 15110 dd. 10.08.2015

Artt. 1.1.0.0.2, laatste lid, 2° en 2.9.4.2.1. VCF


Vlabel neemt aan dat er sprake is van een normale bijhorigheid, zoals bedoeld in art. 1.1.0.0.2, laatste lid, 2°, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

•de aanhorigheid moet een bijzaak zijn van de woning (en niet omgekeerd);
•de aanhorigheid moet kaderen in de woonfunctie (bv. garage, tuin, …) en mag niet kaderen in een economische activiteit;


•wat betreft de ligging van de aanhorigheid:

◦indien het gaat om gronden: de gronden moeten grenzen aan het perceel waarop de woning is gelegen;
◦indien het gaat om een garage: de garage moet in de onmiddellijke nabijheid van de woning zijn gelegen.

Terug naar “Successie- & Registratierechten”