#10 , 03 jan 2017 00:57
Nog wat rechtspraak opgezocht:
Arbh. Bergen 6 februari 1992: De plaats van de beroepsactiviteit is een essentiële voorwaarde van de overeenkomst, tenzij uit specifieke elementen blijkt dat de partijen daarover anders hebben beslist.
Arbh. Luik 6 september 1988: In de omstandigheden eigen aan de zaak houdt de belangrijke eenzijdige wijziging van de activiteitensector van de werknemer door de werkgever, door m.n. de streek van Charleroi uit de oorspronkelijk toegewezen sector (Charleroi, Namen en Marche) te weren, hetgeen ook een belangrijke nadelige weerslag had op het loon, een eenzijdige onrechtmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst in.
Arbh. Brussel 23 december 1981: De werkgever heeft het recht de functies van de werknemers te wijzigen, wanneer aan de hoofdbestanddelen van de arbeidsovereenkomst van elke werknemer niet wordt geraakt.
Arbh. Brussel 23 mei 1985: In uitzonderlijke omstandigheden mag het ondernemingshoofd, binnen de grenzen van zijn verplichting tot goed beheer van de onderneming, voor de uitvoering van noodzakelijke werkzaamheden een beroep doen op de werknemers die contractueel niet voor die taken werden aangeworven. In deze omstandigheden kan zelfs handenarbeid worden opgedragen aan bedienden, wat niets degraderends inhoudt.
De werknemer die gewoonweg weigert een dergelijke taak te vervullen, kan wegens dringende redenen worden ontslagen.
Arbh. Brussel 23 juni 1998: Door van de werkneemster te eisen de firmawagen dagelijks ter beschikking te stellen van de firma met vermelding dat zij er slechts na voorafgaande planning tijdens de kantooruren over kon beschikken en deze daarna op de parking van het kantoor diende geparkeerd te worden, wordt de arbeidsovereenkomst eenzijdig gewijzigd. Bijgevolg kan hoegenaamd geen insubordinatie noch misbruik van materiaal als ernstige tekortkoming verweten worden.
Arbh. Brussel 4 juli 1989: Het is niet mogelijk gedurende een zevental maanden te protesteren tegen belangrijke eenzijdige wijzigingen aan essentiële elementen van de arbeidsovereenkomst en deze tegelijk uit te voeren, aangezien dit laatste noodzakelijk een aanvaarding van de wijzigingen inhoudt. De nieuwe taken die de betrokkene aldus zijn opgelegd, dienen dan ook te worden uitgevoerd.
Arbh. Brussel 24 juni 1993: Een zelfs voorlopige wijziging van een wezenlijk bestanddeel van de overeenkomst, zoals de functie van de werknemer, brengt de beëindiging van de overeenkomst teweeg zonder dat in hoofde van de werkgever enig voornemen te beëindigen vereist is.
Arbh. Luik 24 september 1990: De wijziging van het statuut van een verkoopagent is als een wijziging van een essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst te beschouwen, temeer daar deze wijziging ook gevolgen heeft voor het commissieloon.
De weigering van een eenzijdig door de werkgever opgelegde wijziging, houdt geen ongehoorzaamheid in, zelfs niet wanneer de wijziging betrekking heeft op een niet-essentieel element van de overeenkomst.
Arbh. Luik 7 december 1995: De werkneemster, die een mutatie zonder financiële tussenkomst in de verplaatsingskosten weigert, stelt geen daad van insubordinatie, die een ontslag om dringende reden rechtvaardigt, maar maakt gebruik van haar recht om een wijziging van een essentiële arbeidsvoorwaarde te aanvaarden of te weigeren.
De werkgever maakt misbruik van zijn ontslagrecht, wanneer hij wegens dringende reden de arbeidsovereenkomst beëindigt van een werkneemster, die de wijziging van een essentieel bestanddeel van die overeenkomst weigert. Om de schade te begroten, moet men rekening houden enerzijds met de kwalificatie die gegeven wordt aan de beëindiging en anderzijds met het feit dat betrokkene in een klein dorp woont, waar iedereen alles weet. De schadevergoeding kan vastgesteld worden op de som van 40.000 F, en niet op de som van 100.000 F bij gebrek aan schreeuwerige ruchtbaarheid.
Arbh. Luik 14 november 1990: Het feit dat een werknemer een eenzijdig door de werkgever opgelegde wijziging van zijn arbeidsvoorwaarden afwijst, kan niet als insubordinatie worden beschouwd, zelfs indien het niet om essentiële elementen van het contract gaat.
Arbh. Luik 21 mei 1985: De werkgever heeft het recht een werknemer die zonder een precieze kwalificatie of specialisatie is aangeworven, een andere taak op te leggen, wanneer deze geen nadelige weerslag heeft op zijn loon of anciënniteit en geen belangrijke wijziging meebrengt in de hoedanigheid, de aard of de plaats van het werk.
De werknemer die een dergelijke nieuwe taak weigert, maakt zich schuldig aan belangrijke en ongerechtvaardigde insubordinatie, die een grond vormt tot ontslag wegens dringende reden.
Arbrb. Brussel 9 januari 1992: In de omstandigheden eigen aan de zaak kan de weigering van een directeur om een nieuwe functie uit te oefenen, die hem eenzijdig door de werkgever werd opgelegd, niet als een dringende reden tot ontslag worden beschouwd.
Waar deze directeur op grond van de goede trouw weliswaar verplicht is mee te werken aan de goede werking van de onderneming is ook de werkgever verplicht om hogere bedienden te behandelen met de eerbied die aan hun stand verschuldigd is.
Cass. (3de k.) 16 september 2013: De partij die eenzijdig en op een belangrijke wijze een wezenlijk element van de overeenkomst wijzigt, beëindigt deze met onmiddellijke ingang en op onwettige wijze. (Art. 25 arbeidsovereenkomstenwet).
De aard van de functie uitgeoefend door de werknemer is in beginsel een wezenlijk element van de arbeidsovereenkomst, tenzij het tegengestelde kan worden afgeleid uit de overeenkomst of uit de uitvoering die de partijen eraan hebben gegeven. (Art. 20, 1° arbeidsovereenkomstenwet).
Arbh. Brussel (5e k.) 23 mei 2016: De eenzijdige wijziging van de plaats van tewerkstelling van Machelen naar Wingene is een belangrijke eenzijdige wijziging van een essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst nu het woon-werkverkeer vijf tot zes uur zou bedragen terwijl het voorheen minder dan een half uur bedroeg. De begeleidende maatregelen kunnen de belangrijke wijziging niet verhelpen. Als een wijziging reeds definitief is en het duidelijk is dat de werkgever niet zal terugkomen op zijn beslissing, heeft een ingebrekestelling weinig zin.
Arbh. Brussel (4de k.) 15 oktober 2014: Het ius variandi van de werkgever, waaronder men het gezagsrecht van de werkgever, alsook zijn bevoegdheid tot het ordenen en wijzigen van de arbeidsvoorwaarden van de werknemer verstaat, kan niet erkend worden, omdat het ingaat tegen artikel 1134 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 25 van de Arbeidsovereenkomstenwet. Ingeval het ius variandi op basis van een welbepaalde rechtspraak toch aanvaard wordt, gebeurt dat binnen zeer strikte perken, met de voorwaarde dat die bevoegdheid in het belang van de onderneming, en dus eveneens dat van de door de onderneming tewerkgestelde werknemers, uitgeoefend wordt, en de werkgever zich gematigd opstelt. Een functiewijziging mag geen financieel nadeel met zich meebrengen en de nieuwe functie dient qua belang vergelijkbaar te zijn met de voordien uitgeoefende verantwoordelijkheden indien deze van aard verschillen.
Een functie wordt met name gekenmerkt door de volgende zaken die eraan verbonden zijn: de mate van verantwoordelijkheid, deze waarin initiatief kan worden genomen, men contact heeft met de buitenwereld, de mate waarin men ‘zichtbaar’ is. Wanneer er, wat een van laatstgenoemde elementen betreft, beperkingen opgelegd worden, kan dit een invloed hebben op de functie zelf en derhalve eveneens op een van de wezenlijke bestanddelen van de arbeidsovereenkomst.
Arbh. Brussel (3de k.) 1 oktober 2010: Een functie wordt niet steeds als een essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst beschouwd. De werkgever heeft het recht de werking van zijn onderneming te moderniseren of te reorganiseren, op voorwaarde dat de werknemer geen financieel nadeel ondergaat en dat de nieuwe functie enigszins vergelijkbaar is met de voordien uitgeoefende functie. Met tijdelijke wijzigingen of voorlopige aanpassingen in het organigram wordt geen rekening gehouden.
Arbh. Brussel (4de k.) 16 februari 2016: Het feit dat een werkgever dagarbeid oplegt aan een verpleegster die tien jaar lang nachtarbeid verrichtte is een handeling die gelijk staat met een beëindiging. Dat de maatregel, voor zover bewezen, tijdelijk is heeft geen invloed. Een voorafgaande ingebrekestelling hoeft niet.
Arbh. Luik 4 november 2010: Het beroep op de theorie van het impliciet ontslag kan zich keren tegen degene die ze ten onrechte inroept, die dan immers als de auteur van de beëindiging zal worden beschouwd en een compensatoire opzeggingsvergoeding zal moeten betalen. Er is geen sprake van impliciet ontslag wanneer de zogenaamde wijzigingen aan het loon en de werkuren niet bewezen zijn en een - weliswaar vastgestelde - wijziging van de functie van ondergeschikt belang is en valt onder het ius variandi van de werkgever. Dit geldt des te meer wanneer de werknemer contractueel heeft aanvaard om indien noodzakelijk, een werkzaamheid uit te voeren die verenigbaar is met zijn beroepsbekwaamheid, beding dat de toepassing van artikel 25 arbeidsovereenkomstenwet uitsluit op grond dat de aangebrachte wijziging van gering belang was.
Cass. (3de k.) 23 december 1996: Overwegende dat de partij die eenzijdig een belangrijke wijziging aanbrengt in het overeengekomen loon, dat een essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst is, de arbeidsovereenkomst onrechtmatig beëindigt;
Overwegende dat het arrest vaststelt dat in het overeengekomen maandloon een voordeel in natura is begrepen, namelijk het privé-gebruik van de firmawagen, door het arrest ex aequo et bono geraamd op 10.000frank per maand; dat het arrest vaststelt dat eiser vanaf april 1992 opgelegd werd 3.000frank per maand te betalen voor het particulier gebruik van de firmawagen;
Overwegende dat het arrest, hoewel het vaststelt dat eiser voor het particulier gebruik van de bedrijfswagen, dat van zijn loon deel uitmaakte, voortaan een maandelijks vergoeding diende te betalen, niettemin oordeelt dat daarin geen wijziging van een essentiële arbeidsvoorwaarde kan worden gevonden;
Dat het arrest aldus de aangewezen wetsbepalingen schendt;
Cass. AR 4928 30 december 1985: De werkgever die, door de werknemer ertoe te verplichten tijdens de opzeggingstermijn niet meer op kantoor maar thuis te werken, eenzijdig de te verrichten arbeid en de arbeidsvoorwaarden wijzigt, beëindigt de arbeidsovereenkomst onrechtmatig.
Arbrb. Brussel 22 februari 1999: Art. 25 Arbeidsovereenkomstenwet krachtens welke het beding waarbij de werkgever zich het recht voorbehoudt om de overeenkomst eenzijdig te wijzigen, nietig is, is enkel toepasselijk op de wijziging van essentiële bestanddelen van de overeenkomst, doch niet op bijkomstige voorwaarden. De activiteitssector is voor een handelsvertegenwoordiger in se geen essentieel bestanddeel van de overeenkomst, tenzij anders is bedongen, nu de handelsvertegenwoordiger precies een reizende functie uitoefent. De wijziging van de sector mag derhalve prima facie niet als een belangrijke wijziging van de arbeidsovereenkomst worden bestempeld.
Voor een handelsvertegenwoordiger die gelet op de aard van zijn taak voortdurend op de baan is, is de ligging van de zetel waaraan hij verbonden is, van minder aanzienlijk belang. Het betreft aldus geen essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst.
Arbh. Brussel 7 november 1984: De werknemer moet zich aanpasssen aan een wijziging van de arbeidsplaats wanneer die geen zware ongemakken met zich meebrengt die buiten verhouding staan tot de noodwendigheden van de onderneming.
De weigering een dergelijke verplaatsing te aanvaarden is een grond voor ontslag wegens dringende reden.
Arbh. Brussel 20 maart 1992: De overplaatsing van de arbeidsplaats door de werkgever van Brussel naar De Panne maakt een eenzijdige onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst uit.
Arbh. Luik 23 mei 1984: Een werkgever heeft het recht eenzijdig de arbeidsovereenkomst te wijzigen; alleen de wijziging van een essentieel bestanddeel brengt een foutieve beeindiging van de overeenkomst door de werkgever met zich mee.
Om na te gaan of een wijziging essentieel is of niet, wat een feitenkwestie vormt, komt het aangewezen voor een evenwicht na te streven tussen het persoonlijk belang van de werknemer en het economisch belang van de werkgever.
In casu werd geoordeeld dat een opgelegde bijkomende verplaatsing van 30 km over de autoweg binnen redelijke perken blijft.
Arbh. Brussel 12 oktober 1990: Het recht van de werkgever om de onderneming te reorganiseren houdt niet ipso facto het recht in een uurregeling in belangrijke mate eenzijdig te wijzigen. Dergelijke wijziging is slechts mogelijk wanneer ze geen belangrijke nadelen berokkent in het privé- en gezinsleven van de betrokken werknemer.
Arbh. Luik 15 mei 1984: Een werknemer mag bepaalde aanpassingen van zijn arbeidsvoorwaarden, die noodzakelijk werden gemaakt door de behoeften van de onderneming, niet weigeren; minder belangrijke wijzigingen van zijn taak, die geen betrekking hebben op een essentieel bestanddeel van de overeenkomst en die beantwoorden aan een noodzaak tot structurele hervorming of rationalisering van de arbeid, machtigen de werknemer niet de arbeidsovereenkomst te verbreken (in casu werd de analytische boekhouding, op punt gesteld door de betrokken werknemer, hoofd van de boekhouding, vervangen door een boekhouding op computer).
Arbh. Brussel 10 december 1980: In de huidige stand van de algemeen voelbare economische crisis moet in eenieders belang aanvaard worden dat de onderneming het onbetwistbaar recht heeft rationalisatiemaatregelen te nemen om haar voortbestaan en de werkverschaffing te verzekeren, zelfs wanneer de herstructurering wijzigingen meebrengt in de uitgeoefende functies, voor zover deze geen financieel nadeel berokkenen aan de betrokkenen en de nieuwe functies een belang hebben dat vergelijkbaar is met de voordien uitgeoefende, zelfs al verschilt hun aard.
Arbrb. Brussel 6 september 1989: Het recht van de werkgever in het belang van de onderneming en van het personeel rationalisatie- en herstructureringsmaatregelen te treffen, houdt niet in dat hierdoor aan essentiële elementen van de arbeidsovereenkomst kan worden geraakt.
In de omstandigheden eigen aan de zaak houdt de eenzijdige wijziging van de arbeidstijdregeling, waardoor het de werknemer onmogelijk is 's avonds op een redelijk tijdstip en met normale middelen naar huis terug te keren, een onrechtmatige beëindiging in van de arbeidsovereenkomst.
Wellicht kan ik zo nog even doorgaan.
Hoewel het steeds om een feitenkwestie zal gaan, lijkt me de teneur redelijk duidelijk.
Als de functie zeer verschillend is (inhoudelijk of van aard), of er beduidende negatieve aanpassingen aan de verloning of voordelen gebeuren, of de reistijd dramatisch toeneemt, dan lijkt de meerderheidsrechtspraak dit als een eenzijdige wijziging van de voorwaarden van de arbeidsovereenkomst te beschouwen.
Hierop niet ingaan lijkt ook geen grondslag voor een ontslag om dringende reden vanwege de werkgever.
Ik heb absoluut geen probleem met foute antwoorden. Ik maak ze ook. Dat is een leerproces.
Wat me wel stoort zijn zij die eigenlijk wel beseffen dat ze fout zaten, maar stijfkoppig volhouden zonder een juridische onderbouw te geven.