#6 , 11 feb 2012 19:11
Op het ogenblik dat grootmoeder sterft erft vader niet. Hij is al dood. Vader moet dus geen successierechten betalen. De kleinkinderen betalen successierechten, zij erven van grootmoeder. Zij betalen deze successierechten in principe als kleinkind.
Er is discussie als een erfgenaam door plaatsvervulling erft. Dat is het geval van het kleinkind dat in de plaats van vader van grootmoeder erft. Dat heeft geen praktisch belang omdat het tarief in rechte lijn van toepassing is zowel voor kind als kleinkind en hetzelfde is.
Die discussie doet zich wel voor als de overledene geen kinderen heeft maar broers en zuster. Als een broer dan al gestorven is en kinderen heeft zullen die kinderen, door plaatsvervulling, de plaats van hun vader innemen en erven van diens broer, hun oom. Wat is dan het tarief?
Volgens de theorie van Mariette moet men dan eerst het tarief tellen dat de overleden broer zou betaald hebben en daarna het tarief van de kinderen t.a.v. hun vader.
Ik zei reeds dat er discussie is, maar de theorie van Mariette komt daar niet ter sprake. De discussie is of de kinderen het tarief van "anderen" moeten betalen dan wel of zij in de plaats van hun vader komen en het tarief tussen broers betalen.
Zie hierover:
philippe muyters
vlaams minister van financiën, begroting, werk, ruimtelijke ordening en sport
antwoord
op vraag nr. 233 van 17 februari 2010
van katrien schryvers
1. Tot op heden verzorgt de federale overheid de dienst van de successierechten. De federale over-heidsdienst Financiën interpreteert bijgevolg nog steeds autonoom de successierechtenregel-geving in een bepaald geval. Deze dienst trekt de burgerrechtelijke regels van plaatsvervulling niet door in de successierechten. Zij zal dus de kinderen die in de plaats treden van een vóóroverleden broer of zus belasten aan het tarief “tussen andere personen” en bijgevolg de in globo berekening toepassen. De FOD Financiën oordeelt immers dat de plaatsvervulling een wettelijke fictie is eigen aan het erfrecht en niet doorwerkt in de successierechten.
2. Ik zal de in mijn antwoord op vraag nr. 30 van 13 oktober 2009 gegeven interpretatie realiseren door het Vlaams Wetboek der Successierechten te wijzigen. Deze wijziging sluit aan bij het in de beleidsnota aangekondigde project aangaande het opsporen en remediëren van potentiële discriminaties (ongewenste gevolgen) in de regelgeving. Het is een delicate evenwichtsoefening. De remediëring mag immers niet tot gevolg hebben dat er ongewenste neveneffecten en discri-minaties ontstaan. Om dit te voorkomen zal o.a. overleg worden gepleegd met de FOD Financiën en de Koninklijke Federatie van het Belgische Notariaat. Na dit overleg en rekening houdend met de budgettaire gevolgen van de verschillende opties ter remediëring, zal de knoop worden door-gehakt en zal een bepaalde optie gekozen worden in het licht van de voormelde doelstelling en de budgettaire ruimte.
Het is mijn bedoeling de gedetecteerde ongewenste gevolgen van de huidige regelgeving in één globale beweging aan te pakken. Indien de globale screening van de wetgeving op ongewenste gevolgen, inclusief het uitwerken van een remediërende bepaling niet lukt op korte termijn, kan overwogen worden in twee bewegingen te werken waarbij eerst geremedieerd wordt aan de reeds gedetecteerde ongewenste gevolgen van de regelgeving.
3. Het aanpassen van het tarief van kinderen van vóóroverleden broers en zussen zal plaatsvinden door een wijziging van het Vlaams Wetboek der Successierechten (wetgevend ingrijpen). De nieuwe bepaling zal geen terugwerkende kracht hebben.
4. Aangezien de bepaling geen terugwerkende kracht zal hebben, zijn er geen terugvorderingen mogelijk.
5. Zoals reeds aangehaald, zal het uitwerken van de nieuwe bepaling grondig worden besproken met de FOD Financiën. Ook na de wijziging van het Vlaams Wetboek der Successierechten zal er intens overleg met deze overheidsdienst plaatsvinden. De wijziging zal aanleiding kunnen geven tot een federale circulaire.