Hof van Beroep Brussel, 15 april 1997, RGAR 1998, nr. 12.982.
De voorrang van het spoorvoertuig heeft echter niet tot gevolg dat dit laatste zonder stoppen zijn weg mag vervolgen zonder acht te slaan op de aanwezigheid van een zichtbare hindernis op de weg, ook al maakt deze aanwezigheid een fout uit.
Het hof verdeelt de aansprakelijkheid bij helften.
Het is een feitenkwestie. U moet bewijzen dat u al lang genoeg stilstond zodat u voor de trambestuurder een voorzienbare hindernis was.
Bedankt voor uw bericht !
Ik heb net het aanrijdingsformulier bekeken, waar ook de trambestuurder toegevoegd heeft aan de opmerkingen dat ik op het moment van de aanrijding stil stond en dus niet in beweging was.