Wetgeving objectieve aansprakelijkheid betreft zowel lichamelijke als stoffelijke schade - behalve de fiets (cfr Turaki die stelt dat enkel lichamelijke schade vergoedt wordt) Fiets wordt enkel vergoed als fietser bewijs kan leveren dat automobilist ook "in fout" was. (dus verkeerstechnisch aansprakelijk naast wettelijk objectief aansprakelijk)
Wie wordt beschermd ?
De wet biedt bescherming aan de zogenoemde zwakke weggebruikers.
Men denkt daarbij spontaan aan voetgangers en fietsers. Maar het betreft ook rolstoelgebruikers, ruiters, rolschaatsers, skeelers, steppers en zelfs skiërs ... Eigenlijk gaat het om alle slachtoffers van een verkeersongeval behalve de bestuurder van het motorrijtuig zelf dat bij het ongeval betrokken is ! Dus ook, en dat is minder bekend, alle andere inzittenden van dat voertuig, ongeacht of ze verwant zijn met de bestuurder of niet.
Het slachtoffer hoeft zich niet eens per se op straat te bevinden. Zo kunnen de bewoners van een huis die verwondingen opliepen nadat een vrachtwagen op hun gevel inreed, aanspraak maken op de wettelijke bescherming.
Wie zonder enige twijfel wel uit de boot valt, is de bestuurder van het motorrijtuig. Maar de vraag is hoelang men een bestuurder blijft … De meeste rechters nemen aan dat men bestuurder is zolang men zich letterlijk achter het stuur bevindt, dus niet bv. bij het instappen maar wel bv. als men in een geparkeerd voertuig achter het stuur blijft zitten. Maar het moet gezegd dat zelfs in gelijksoortige gevallen niet alle rechters op dezelfde manier oordelen.
Een voorbeeld in positieve zin ter illustratie. Een man parkeert zijn auto op een helling en trekt de handrem onvoldoende aan. Wanneer hij iets uit de koffer wil halen, begint de auto te rollen en wordt het linkerbeen van de man verpletterd. De rechter oordeelde dat de man niet langer de bestuurder was en dus een vergoeding kon eisen van zijn autoverzekeraar (politierechtbank van Charleroi, 19/2/2004, in : Journal de Liège, Mons et Bruxelles, 2005, nr. 2.).
In welk geval ?
De zwakke weggebruiker moet een verkeersongeval hebben gehad waarbij een motorrijtuig betrokken was. Positief is de steeds ruimere interpretatie van de begrippen « verkeersongeval » en « betrokken motorrijtuig ».
Verkeersongeval
Die term wordt in de wet niet gedefinieerd. Hij lijkt op het eerste gezicht misschien vrij duidelijk, maar in de praktijk is de grens tussen een verkeersongeval en een ongeval buiten elke verkeerscontext om niet altijd makkelijk te trekken. Wat bv. te denken van een fietser die wordt geraakt door een steen die werd weggeslingerd door een kluitentrekker die op het veld werd getrokken door een tractor ? Wellicht is dat geen verkeersongeval omdat de machine die het ongeval heeft veroorzaakt, niet deelneemt aan het verkeer.
In ieder geval wordt het begrip in de praktijk ruim geïnterpreteerd.
Zo werd al geoordeeld dat de wettelijke bescherming van toepassing was op een kind dat gewond raakte toen het in een pretpark in een treintje zat (Arbitragehof, 10/12/2003,
http://www.arbitrage.be" onclick="window.open(this.href);return false;).
Motorrijtuig
Dat is « ieder rij- of voertuig dat over de grond voortbeweegt en door een mechanische kracht wordt aangedreven ». Dus auto's, vrachtwagens, bestelwagens, motorfietsen, bromfietsen enz. Sinds 2001 behoren ook spoorvoertuigen (trein, tram) tot die categorie.
Rolstoelen met een eigen aandrijving die door mensen met een handicap in het verkeer worden gebracht, vallen dan weer buiten die definitie.
Motorrijtuig betrokken bij verkeersongeval
Ook dat wordt erg ruim opgevat: het volstaat dat het motorrijtuig een rol heeft gespeeld bij het ongeval, op welke manier dan ook. Stel dat een fietser valt na een aanrijding met een andere fietser tegen een toevallig voorbijrijdende auto : dan is die auto een betrokken motorrijtuig.
Ook stilstaande, achtergelaten en geparkeerde voertuigen komen in aanmerking. En dat ongeacht of een fout werd begaan of niet, en zelfs soms zonder dat er sprake is van enige fysieke aanraking met het motorrijtuig !
Een aanrijding louter tussen een voetganger en een fietser, waar totaal geen motorrijtuig aan te pas kwam, voldoet daarentegen niet aan de voorwaarde.
Zelfs bij fout van zwakke weggebruiker zelf
Ook wanneer de zwakke weggebruiker zelf een fout heeft begaan, bv. een fietser die geen voorrang heeft verleend aan een auto en door de auto is aangereden, heeft hij recht op de wettelijke bescherming. Daar is slechts één uitzondering op, namelijk wanneer de betrokkene de gevolgen van het ongeval bewust had gewild, wat gelukkig niet veel voorkomt.
Waaruit bestaat de bescherming ?
Zodra vaststaat dat het een verkeersongeval betreft met een zwakke weggebruiker, heeft laatstgenoemde recht op een vergoeding, ongeacht bij wie de fout lag voor het ongeval.
De vergoeding omhelst twee aspecten :
enerzijds alle schade die het gevolg is van letsels (niet alleen de fysieke schade, ook de morele schade). Dat betreft dus vooral de kosten voor geneeskundige verzorging ; maar ook loonverlies, een vergoeding voor pijnen en smarten enz. ;
anderzijds de schade aan de kleren. En daar horen ook de kosten bij voor het vervangen van beschadigde « functionele » prothesen (bril, gebit, rolstoel ...).
Andere materiële schade, zoals een beschadigde fiets, maakt geen deel uit van de wettelijke bescherming. Anders gezegd, als slachtoffer kan men hiervoor alleen worden vergoed als men kan bewijzen dat de bestuurder van het motorvoertuig een fout heeft begaan en dus effectief aansprakelijk was voor het ongeval.
Wanneer de zwakke weggebruiker is overleden aan de gevolgen van het ongeval, maken zijn naaste familieleden in zijn plaats aanspraak op de vergoeding. Zij hebben dan ook recht op onder meer een vergoeding voor de begrafeniskosten en een vergoeding voor het wegvallen van de inkomsten van het slachtoffer. Ook zij kunnen een morele schadevergoeding vragen.
De vergoeding wordt uitgekeerd door de verzekeraar die de aansprakelijkheid dekt van de bestuurder, de eigenaar of de houder van het motorrijtuig dat bij het verkeersongeval betrokken was, kortom in de regel de autoverzekeraar van de autobestuurder.
Is er geen geldige verzekering of kon het betrokken voertuig niet worden geïdentificeerd, dan kan het slachtoffer zich voor de vergoeding wenden tot het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds.
Wanneer meerdere motorrijtuigen betrokken zijn bij het ongeval, mag men als slachtoffer zelf kiezen welke verzekeraar men aanspreekt. De meeste rechters aanvaarden dat de betrokken verzekeraars de zaak nadien onderling regelen.
Uitzonderlijk geen bescherming
Het enige geval waarin de wettelijke bescherming niet geldt en er dus geen sprake is van een automatische vergoeding aan de zwakke weggebruiker, is wanneer laatstgenoemde ouder is dan 14 jaar en niet alleen het ongeval maar ook zijn gevolgen had gewild.
Dat begrip is heel strikt en leunt nauw aan bij het begrip « zelfmoord ». In de praktijk komt het dan ook slechts uitzonderlijk voor dat een zwakke weggebruiker geen recht heeft op de wettelijke bescherming, bv. na een zelfmoordpoging.
Aansprakelijk voor schade aan derde
Wanneer de zwakke weggebruiker aansprakelijk is voor het ongeval waardoor bv. ook schade aan een auto is berokkend, wordt hijzelf in principe wel vergoed voor zijn lichamelijke schade en de schade aan zijn kleren, maar… hij kan worden aangesproken voor een vergoeding aan de autobestuurder.
Hij kan daarvoor terugvallen op zijn gezinsverzekering (verzekering burgerlijke aansprakelijkheid privéleven), tenzij net een specifieke uitsluiting geldt. Die verzekering is niet wettelijk verplicht, maar heeft dus duidelijk niet alleen nut voor mensen met kinderen, ze is eigenlijk voor eenieder een must. Niet onbelangrijk is bovendien het gedeelte rechtsbijstand van die polis : in geval van betwisting kan de zwakke weggebruiker er gebruik van maken om de kosten van een eventuele rechtszaak terug te krijgen.
Terug te betalen aan verzekeraar
Enkel en alleen wanneer meerdere zwakke weggebruikers betrokken waren bij het ongeval en een van hen aansprakelijk was, zal de verzekeraar van de bestuurder de kosten uitbetaald aan de niet-aansprakelijke zwakke weggebruiker achteraf kunnen terugeisen van de zwakke weggebruiker die wel aansprakelijk is.
Stel dat een fietser door het rood rijdt waardoor een automobilist moet uitwijken en daarbij niet alleen de fietser maar ook een voetganger aanrijdt. De verzekeraar van de autobestuurder zal de lichamelijke schade en de schade aan de kleren van beide zwakke weggebruikers betalen. Maar later zal hij van de fietser de terugbetaling kunnen vragen van wat hij aan de voetganger heeft betaald.
Onrechtvaardig ?
Nogal wat autobestuurders reageren verbolgen wanneer zij vernemen dat hun eigen autoverzekeraar schade zal moeten vergoeden van een tegenpartij die soms zelf aan de basis ligt van het ongeval, terwijl zij geen enkele fout hebben begaan en dus niet aansprakelijk zijn voor het ongeval. Maar het gaat hier om een vorm van wat juristen « objectieve aansprakelijkheid » noemen : er is geen sprake meer van de schuldvraag. Aan de basis van de wettelijke bescherming ligt de idee dat een bestuurder die met een motorvoertuig deelneemt aan het verkeer, de omgeving gevaarlijker maakt voor alle andere weggebruikers, waardoor het logisch lijkt dat zijn verzekeraar ten dele de schade vergoedt van de zwakkere in het verkeer.
Goed om te weten : wanneer de bestuurder geen schuld treft, mag zijn verzekeraar het ongeval niet laten meespelen in het schadeverleden (dus geen verhoging van de « bonus/malus »), zelfs al heeft hij misschien aanzienlijke sommen moeten uitbetalen aan een zwakke weggebruiker !
Een goede zaak
De wettelijke bescherming van de zwakke weggebruiker zorgt ervoor dat de meeste verkeersslachtoffers, behalve dan de bestuurders, probleemloos, ja bijna automatisch, worden vergoed wanneer zij verwondingen opliepen.
De steeds ruimere interpretaties van de begrippen « verkeersongeval » en van « betrokken motorrijtuig » wijzen erop dat de rechters langzaam maar zeker evolueren naar een steeds ruimere bescherming van de zwakke weggebruiker.
bron : newsletter Test Aankoop