#10 , 10 dec 2006 23:43
Zoals iedereen weet is het sluitstuk van het preventieve luik van het antiwitwassysteem in ons land de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financi?le stelsel voor het witwassen van geld (hierna ?de wet?); dit is de omzetting in het Belgische recht van de Europese richtlijn 91/308/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 1991.
Deze wet voorziet in een reeks preventieve maatregelen, gesanctioneerd door administratieve geldboeten, en stelt een samenwerkingsplicht in tussen bepaalde instellingen en bepaalde personen, om operaties die verband houden met het witwassen van geld op te sporen en een daartoe opgerichte dienst, de Cel voor Financi?le Informatiever?werking (CFI) daarvan in kennis te stellen.
Tien jaar na de inwerkingtreding ervan werd deze richtlijn grondig gewijzigd door richtlijn 2001/9/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 4 december 2001. De nieuwe tekst breidt de toepassingssfeer, zowel ratione materiae als ratione personae, van de vorige richtlijn uit om rekening te houden met de aanmerkelijke evolutie van de materie.
a) De eerste pijler van de richtlijn is de uitbreiding van het preventieapparaat tot nieuwe vormen van zware criminaliteit, zoals de activiteiten van criminele organisaties, fraude ten aanzien van de begroting van de Europese Gemeenschappen en corruptie, ongeacht het kapitaal voor de financiering ervan van illegale herkomst is of niet. Daarenboven spoort de richtlijn de lidstaten aan om alle strafbare feiten die hoge opbreng?sten kunnen opleveren en waarvoor een zware gevange?nisstraf geldt, te viseren. Deze evolutie is onder meer het gevolg van de onthulling van het nauw verband tussen de georganiseerde misdaad en het witwassen van geld.
b) De tweede pijler van de richtlijn is de verruiming, onder bepaalde voorwaarden, van de toepassingssfeer van het antiwitwaspreventiesysteem tot niet-exclusief financi?le beroepen. Uit recente FATF-rapporten is immers gebleken dat ook deze beroepen, al dan niet wetens en willens, kwetsbaar kunnen zijn voor witwas?operaties. Het betreft bedrijfsrevisoren, externe accoun?tants, externe belastingconsulenten, vastgoedmakelaars, handelaars in goederen van grote waarde (zoals edelstenen en -metalen en kunstwerken, wanneer in contanten wordt betaald en voor een bedrag van 15 000 EUR of meer), boekhouders, notarissen, vastgoedmakelaars die activiteiten van goederenbeheer uitoefenen en andere zelfstandige beoefenaars van juridische beroepen, wanneer zij deelnemen, door het bijstaan bij of het uitvoeren van, aan financi?le of onroerende transacties.
Het opnemen van de advocaten vereist uiteraard schikkingen om de garanties in verband met de naleving van de fundamentele rechten van de verdediging te vrijwaren. Daarom worden slechts welbepaalde activiteiten, behorende tot de financi?le of de vennoot?schapsrechtelijke sfeer, met een hoger risico op witwasoperaties beoogd. Wanneer advocaten handelen in het strikt afgelijnde kader van de uitdrukkelijk in artikel 2bis, 5 van de richtlijn opgesomde activiteiten, zijn ze op dezelfde gronden als de andere instellingen en beroepen aan het geheel van de verplichtingen onderworpen. De richtlijn beperkt de onderwerping van de advocaten dus tot het strikt noodzakelijke, en stelt hun kernactiviteiten vrij, namelijk het advies, de vertegenwoordiging en de verdediging van een cli?nt voor het gerecht, behalve uiteraard, wanneer de cli?nt deelneemt aan witwasactiviteiten, wanneer het juridisch advies gegeven wordt met het oog op het witwassen van geld of als de advocaat weet dat zijn cli?nt juridisch advies verlangt met het oog op witwasoperaties. Steeds om elke aantasting van de fundamentele rechten van de verdediging te vermijden, voorziet de richtlijn in de mogelijkheid van een bijkomende filter tussen de advocaten en de gerechtelijke autoriteiten, met name door hun de kans te bieden de kennisgeving hij de balie te doen.
c) Ten slotte past de richtlijn de identificatieplicht aan, met name wordt aangedrongen om specifieke en adequate identificatiemaatregelen te nemen ter compen?satie van het grotere witwasrisico dat ontstaat wanneer zakelijke betrekkingen op afstand worden aangegaan. De identificatie van rechtspersonen impliceert dat passende maatregelen worden genomen om inzicht te krijgen in de controlestructuur en de daadwerkelijke eigendom van de rechtspersoon.