‘De sterfhuisclausule houdt een onvoorwaardelijke toebedeling van het gemeenschappelijk vermogen aan ÉÉN welbepaalde echtgenoot in. Deze clausule wordt logischerwijze voornamelijk toegepast wanneer het quasi vaststaat dat één van de echtgenoten niet lang meer te leven heeft‘(
https://www.law.kuleuven.be/jura/art/44 ... daelen.pdf" onclick="window.open(this.href);return false;).
‘Toen wij in 1977 trouwden werd de sterfhuisclausule in ons huwelijkskontrakt opgenomen’ betekent mijns inziens dat het hier in werkelijkheid om een ‘verblijvingsbeding’ gaat. Onderzoek daartoe uw akte.
‘ik bezit een huis voor 100% en de gezinswoning hoort voor 90% aan mij toe‘ houdt in dat die goederen NIET gemeenschappelijk zijn.
‘Het verblijvingsbeding in een huwelijkscontract, dat het volledig GEMEENSCHAPPELIJKE vermogen bij ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel ‘om eender welke reden’ aan de mede-echtgenoot toebedeelt, is geen overeenkomst over goederen van de nalatenschap van die mede-echtgenoot, maar een overeenkomst over het gemeenschappelijke vermogen. Krachtens artikel 1464, eerste lid, Burgerlijk Wetboek worden het beding van ongelijke verdeling en het verblijvingsbeding van het gehele gemeenschappelijke vermogen niet beschouwd als schenkingen, maar als huwelijksvoorwaarden‘(Cass. F.08.0102.N.,10 DECEMBER 2010,Justel;R.W.2010-11,1436-1443,Noot VERBEKE,A.-L.,BARBAIX,L.,Hof van Cassatie bevestigt sterfhuisclausule).
Echter:
“Krachtens artikel 1464, tweede lid, Burgerlijk Wetboek worden het beding van ongelijke verdeling en het beding van verblijving van het gehele GEMEENSCHAPPELIJKE vermogen als schenkingen beschouwd voor het aandeel boven de helft dat aan de langstlevende echtgenoot wordt toegewezen in de waarde, op de dag van de verdeling, van de tegenwoordige of toekomstige goederen die de vooroverleden echtgenoten in het gemeenschappelijke vermogen heeft gebracht door een uitdrukkelijk beding in het huwelijkscontract. Deze wetsbepaling strekt in het bijzonder tot bescherming van alle rechthebbenden op een voorbehouden erfdeel en beschouwt ter bescherming van hun rechten de verblijvingsbedingen met betrekking tot de goederen die de vooroverleden echtgenoot in het gemeenschappelijke vermogen heeft ingebracht,als schenkingen voor het ‘surplus’, dit is het aandeel boven de helft. De bescherming die artikel 1464, tweede lid, Burgerlijk Wetboek biedt aan de reservataire erfgenamen, is van overeenkomstige toepassing indien in het huwelijkscontract een verblijvingsbeding werd ingelast dat uitwerking heeft, welke ook de reden van ontbinding van het huwelijksstelsel is en dat gecombineerd werd met de inbreng van eigen goederen in het gemeenschappelijke vermogen door de vooroverleden echtgenoot. Die wetsbepaling leidt er niet toe dat het ‘surplus’ een schenking is, maar heeft slechts tot gevolg dat dit voordeel bij het overlijden van de echtgenoot die eigen goederen heeft ingebracht in het gemeenschappelijke vermogen, aan inkorting kan worden onderworpen. Hieruit volgt dat het ‘surplus’ niet belastbaar is op grond van artikel 2 Wetboek Successierechten“(Cass. F.08.0102.N.,10 DECEMBER 2010,Justel).
Ga naar Belgische wetgeving in JUSTEL-databanken van Belgisch Staatsblad. Klik voor WetBOEKEN achter ’Juridische aard’. Op afkondigingsdatum vindt u de overige akten. Inzake FEDERALE fiscale wetgeving zie http://www.fisconetplus.be/