FEITELIJK SAMENWONENDEN kunnen in principe de Vlaamse vrijstelling van successierechten of erfbelasting op de gezinswoning verkrijgen op dubbele voorwaarde dat zij, enerzijds, op het ogenblik van overlijden minstens DRIE jaar ononderbroken met de erflater hebben samengewoond EN, anderzijds, EEN GEMEENSCHAPPELIJKE HUISHOUDING hebben gevoerd.
Het bewijs van "feitelijk samenwonen" kan allicht probleemloos worden bewezen aan de hand van een uittreksel uit het bevolkingsregister of van een getuigschrift van gezinssamenstelling.
Maar, hoe of op welke praktische wijze kan of moet het bewijs van het voeren van een "GEMEENSCHAPPELIJKE HUISHOUDING" voortaan precies worden geleverd in de Vlaamse aangifte van nalatenschap, wetende dat de wettelijk samenwonenden dit tweede bewijs zelfs niet eens moeten leveren ?
Algemene pertinente praktijkvragen.
1. Welke concrete bewijzen vraagt of eist de Vlaamse Belastingdienst-Erfbelasting voor “feitelijk” samenwonenden ?
2. Moeten de feitelijk samenwonenden een gemeenschappelijke zicht- of bankrekening of kredietkaart hebben om alle vaste en variabele kosten van levensonderhoud te betalen en te bewijzen, zoals onder meer met betrekking tot voeding, kledij, kosten inzake nutsvoorzieningen, woonlasten, verzekeringen, telefoon, internet, autokosten, lokale belastingen, enz….?
3. Bestaan over dit specifiek fiscaal aspect ondertussen specifieke ministeriële of administratieve VLAAMSE dienstbrieven, al dan niet overgenomen van de voorheen bevoegde registratiekantoren van de FEDERALE Overheidsdienst Financiën ?
4. Bestaat hierover al fiscale rechtspraak ?