Allereerst een kleine doch vitale opmerking; U interpreteert art 3§5 WHW niet helemaal correct:
§ 5. De huurder kan de huurovereenkomst op ieder tijdstip beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden.
Indien de huurder de huurovereenkomst evenwel beëindigt tijdens de eerste driejarige periode, heeft de verhuurder recht op een vergoeding. Die vergoeding is gelijk aan drie maanden, twee maanden of één maand huur naargelang de huurovereenkomst een einde neemt gedurende het eerste, het tweede of het derde jaar.
(Zolang het huurcontract niet geregistreerd is na de termijn van twee maanden bedoeld in artikel 32, 5°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, zijn zowel de in het eerste lid bedoelde opzeggingstermijn als de in het tweede lid bedoelde vergoeding niet van toepassing.) <W 2006-12-27/30, art. 73, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
(Wanneer de verhuurder de huurovereenkomst beëindigt overeenkomstig de §§ 2 tot 4, kan de huurder op zijn beurt de huurovereenkomst te allen tijde beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van een maand. In dat geval is hij de vergoeding bedoeld in het vorige lid niet verschuldigd.) <W 1997-04-13/43, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 31-05-1997; zie evenwel W 1997-04-13/43, art. 15>
Van extreem belang is het allereerste woordje in het eerste lid, "Zolang..." dit impliceert immers dat, ongeacht de termijn na het verstrijken van de twee maanden, zodra het contract wel wordt geregistreerd de repercuties van niet-tijdige registratie, uitgenomen de ambtelijke boete van € 25, niet meer van toepassing zijn. Had de wetgever het ander gewenst, dan had hij gebruik gemaakt van een andere woordkeuze zoals bv. "Zodra".
In de Franstalige tekst is het veel concreter verwoord:
Après la période de deux mois visée à l'article 32, 5°, du Code des droits d'enregistrement, d'hypothèque et de greffe et aussi longtemps que le contrat de bail n'est pas enregistré...,
Goed, tot zover de letter van de wet. In een flink aantal vonnissen wordt er echter gesproken van "pestregistratie" met winstbejag als oogmerk. De rechters doelen hiermee op verhuurders die enige dagen voor het betekenen van de opzeg van hun huurders hebben vernomen (mondeling, mail, etc etc) dat ze overwegen op te zeggen en dan nog snel registreren om alsnog de wederverhuringsvergoeding te kunnen innen.
Het probleem hierbij is klassiek: de huurder moet kunnen bewijzen dat dit het geval is. Dat kan bv door sms verkeer enige dagen voor de opzeg, mail verkeer of het extreem korte tijdsverloop tussen registratie en opzeg.
Heeft u een dergelijk bewijs dat u vlak voor het verzenden van de opzeg contact heeft gehad hierover met de verhuurder? Wanneer heeft u de opzeg verzonden? Gebeurde dit aangetekend? Wanneer werd deze voor het eerst aangeboden?