#3 , 17 okt 2018 06:20
De uitkering van een levensverzekering gebeurt omdat er een contract is tussen de persoon die de verzekering afsluit en de verzekeraar.
Zo een uitkering zit dus niet meer in de nalatenschap van die persoon wanneer hij overlijdt.
Wat men dus in een testament schrijft, kan geen gevolgen hebben voor de uitkering van de levensverzekering.
De uitkering moest toekomen aan de echtgenote, maar die leefde niet meer.
Dus dan aan zijn kinderen. Blijkbaar is er maar één: een dochter. Zelf leeft die niet meer: er is dan eerst plaatsvervulling en haar kinderen zullen de uitkering krijgen. Blijkbaar is er ook maar één kleinkind: die krijgt de uitkering.
U zal alles krijgen wat nog echt aanwezig is in de nalatenschap, maar ook alle schulden zijn voor u.
De kleindochter heeft echter een recht op een minimum: de helft van de erfenis. Maar ook al zit de uitkering niet meer in de nalatenschap, toch moet men uitkering en nalatenschap optellen om te zien of die helft wel of niet is overschreden.
Wat telt er dus? Alletwee: de polis voor de uitkering EN het testament voor de nalatenschap (maar met een bescherming van de kleindochter; daarvoor zouden we de verhouding moeten kennen tussen de waarde van de uitkering en van de nalatenschap).
(Bron: Verzekeringswet
Art. 172. Wanneer de kinderen niet bij name als begunstigden worden aangewezen, dan wordt het recht op prestaties verleend aan de personen die bij het opeisbaar worden van de prestaties deze hoedanigheid hebben. De afstammelingen in rechte lijn van een vooroverleden kind komen bij plaatsvervulling op.)