Voor het niet betalen van de alimentatie dient u aangifte te doen bij uw lokale politiezone.
Feit dat u in een andere provincie woont dan vader doet er niet toe het proces verbaal voor verhoor zal worden doorgestuurd.
Wat de domiciliëring betreft.
U laat met het afschrift vonnis uw zoon terug inschrijven in uw gemeente.
Uw gemeente moet dat wijzigen gezien het vonnis.
Daarna doet u aangifte bij politie wegens niet naleven vonnis wat woonplaats betreft tgo vader - men zou het kunnen beschouwen als parentale ontvoering als blijkt dat zoon daar nu ook zou verblijven.
Persoonlijk zou ik ook contact opnemen met de politiezone waar uw ex echtegnoot woont en daar naar diensthoofd wijkinspecteurs vragen.
Daar ook uw uitleg doen en mail of faxnr vragen en vonnis doorsturen.
Politie zou in het document dat ze naar de gemeente sturen moeten aangeven wanneer zij uw zoon daar hebben aangetroffen - normaal moeten er minstens drie controlebezoeken op dat document staan.
Daarna met diensthoofd bevolking van die gemeente met vraag waarom uw zoon - waar u een vonnis van hebt - bij uw ex is ingeschreven.
Uw zoon en trouwens elk kind kan vanaf de leeftijd van 12 jaar vragen gehoord te worden door de jeugdrechter.
Als we ervan uit gaan dat hij nog steeds bij u verblijft en daar ook naar school gaat ( zorg dat u een attest van de school hebt en dat hij daar nog naar school gaat en dat hij op de dagen van de controle op de school aanwezig was) wordt dat allemaal duidelijk.
PS als uw zoon bij ex echtgenoot is ingeschreven gaat hij ook het kindergeld krijgen en zou hij alimentatie aan u kunnen vragen.
http://www.kinderrechtswinkel.be/index.php?ID=39080
Als u nog een advocaat hebt - en u niet goed weet wat te doen - laat deze dan contact nemen.
Hier de wetgeving
HOOFDSTUK IX. - VERLATING VAN FAMILIE.
Art. 391bis.<W 05-07-1963, art. 1> Met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van vijftig [euro] tot vijfhonderd [euro] of met een van die straffen alleen, onverminderd de toepassing van strengere straffen, indien daartoe grond bestaat, wordt gestraft hij die, na door een rechterlijke beslissing waartegen geen verzet of hoger beroep meer openstaat, te zijn veroordeeld om een uitkering tot onderhoud te betalen aan zijn echtgenoot, aan zijn bloedverwanten in de nederdalende of in de opgaande lijn, meer dan twee maanden vrijwillig in gebreke blijft de termijnen ervan te kwijten. <W 2000-06-26/42, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die, in de omstandigheden omschreven in het eerste lid, niet voldoet aan de verplichtingen bepaald in de artikelen 203bis, 206, 207, 301, 303, (...) 336 (en 353-14 van het Burgerlijk Wetboek) en in de artikelen 1288, 3° en 4°, (...) van het Gerechtelijk Wetboek.) <W 31-03-1987, art. 93> <W 2003-04-24/32, art. 6, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2005> <W 2007-04-27/00, art. 40, 1°, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
Dezelfde straffen zijn van toepassing op de echtgenoot die zich vrijwillig geheel of ten dele onttrekt aan de gevolgen van de machtiging door de rechter verleend krachtens (de artikelen 203ter, 221 en (301, § 11) van het Burgerlijk Wetboek en [3 1253ter/5 en 6]3, (...) van het Gerechtelijk Wetboek) wanneer tegen die machtiging geen verzet of hoger beroep meer openstaat. <W 31-03-1987, art. 93> <W 2007-04-27/00, art. 40, 2° en 3°, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
Hetzelfde geldt voor de echtgenoot die, na te zijn veroordeeld, hetzij tot een van de verplichtingen op de niet-nakoming waarvan door de eerste twee leden van dit artikel straf is gesteld, hetzij ingevolge (de artikelen 203ter, 221 en (301, § 11) van het Burgerlijk Wetboek en [3 1253ter/5 en 6]3, (...) van het Gerechtelijk Wetboek) zich vrijwillig ervan onthoudt de door de sociale wetgeving voorgeschreven formaliteiten te vervullen en zijn echtgenoot of zijn kinderen aldus berooft van de voordelen waarop zij aanspraak konden maken. <W 31-03-1987, art. 93> <W 2007-04-27/00, art. 40, 2 en 3°, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
[1 Dezelfde straffen zijn van toepassing op elke bloedverwant in de rechte nederdalende lijn die veroordeeld is tot onderhoudsplicht, en die vrijwillig nalaat de door de sociale wetgeving voorgeschreven formaliteiten te vervullen en aldus een bloedverwant in de opgaande lijn berooft van de voordelen waarop deze aanspraak kon maken.]1
(Dezelfde straffen gelden voor eenieder die het toezicht op de gezinsbijslag of andere sociale uitkeringen vrijwillig belemmert, door na te laten de nodige documenten te bezorgen aan de instellingen belast met de vereffening van die uitkeringen, door valse of onvolledige aangiften te doen, of door de bestemming te wijzigen die de persoon of de overheid, aangewezen overeenkomstig artikel 29 van (de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade), eraan gegeven heeft.) <L 2005-08-10/62, art. 2, 054 ; Inwerkingtreding : 02-09-2005> <W 2006-05-15/35, art. 21; 056; Inwerkingtreding : 16-10-2006>
In geval van een tweede veroordeling wegens een van de in dit artikel omschreven misdrijven, gepleegd binnen een termijn van vijf jaar te rekenen van de eerste, kunnen de straffen worden verdubbeld.
[2 In geval van een veroordeling wegens een van de in dit artikel omschreven misdrijven, kan de rechter eveneens het verval van het recht tot besturen van een motorvoertuig uitspreken overeenkomstig de artikelen 38 tot 41 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer.]2
----------
(1)<W 2011-11-26/19, art. 9, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
(2)<W 2014-05-12/07, art. 12, 107; Inwerkingtreding : 01-08-2014>
(3)<W 2013-07-30/23, art. 239, 108; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 391ter. <W 05-07-1963, art. 2> Wanneer een persoon meer dan twee maanden in gebreke is gebleven te voldoen aan een van de verplichtingen op de niet-nakoming waarvan door artikel 391bis straf is gesteld, kan hij voor de vrederechter worden opgeroepen op verzoek van belanghebbenden of van het openbaar ministerie. De oproeping geschiedt door middel van een aangetekende brief, door de griffier getekend en verzonden met een bericht van ontvangst.
De vrederechter neemt de verklaringen van de partijen af en maakt van een en ander een proces-verbaal op, dat hij aan de procureur des Konings doet toekomen.