1. Er is nergens een akkoord schriftelijk ondertekend
De email is actueel al wel betwist geweest als schriftelijk bewijs of zelfs als begin van geschrift.
Je bent zelf (nog) geen handelaar. Bijgevolg is de wederpartij gebonden aan het schriftelijk bewijs (en jij niet tov een handelaar). Dit zou betekenen dat je zou moeten ontkennen dat de email met het bod van jullie komt. Ethisch is dat niet correct. Juridisch is het op zijn minst onzeker dat de rechtbank dergelijke argumentatie volgt. Bovendien is dat moeilijk compatibel met het argument dat je niet kon beschikken over correcte cijfers (want dan geef je op zijn minst impliciet toe dat je in onderhandeling/onderzoek was). Het bod zou dan ineens niet van jullie komen... Maar het zou kunnen natuurlijk: je bent in onderhandeling en onderzoek, en de wederpartij construeert een fictieve email met jullie bod. Jullie weten hier niets van... (Nogmaals, op zijn minst onethisch).
3. Het omzetcijfer van 100000 euro, bleek ineens 55000 euro op papier te zijn
Je zou kunnen gewagen van een essentiële dwaling (schending van de informatieplicht: had je de correcte informatie gekregen, dan had je de koop niet gesloten). Dan gaat het over een wilsgebrek (of zijn "verzwakte" vorm:
precontractuele fout maar dit is op een andere rechtsgrond (1382) gebaseerd. Behoort ook wel tot de mogelijkheden). Bij dwaling moet er een balans zijn tussen de
informatieplicht (vanwege de verkoper) en de
onderzoeksplicht (vanwege de koper). Als het om de omzet gaat van een handelszaak zonder volkomen rechtspersoonlijkheid, dan kan je wellicht de cijfers niet publiek raadplegen. Mij lijkt dan toch de informatieplicht zwaarder door te wegen dan de onderzoeksplicht (want je kan zonder de interventie van de verkoper niet over de cijfers beschikken; de informatieplicht primeert hier in mijn interpretatie op de onderzoeksplicht). Callebaut omschrijft deze informatieplicht als de plicht om inlichtingen in te winnen over de informatie die bij het brede publiek bekend is (J. CALLEBAUT, "Substantiële voorwaarden bij het bod tot aankoop van onroerend goed" (noot onder Rb. Gent (14de k.) 10 januari 2012),
TBBR 2013, afl. 7, 396.)
Maar een wilsgebrek aantonen is niet zo eenvoudig. Als het wilsgebrek wordt aangenomen, dan kan dit wel leiden tot de vernietigbaarheid van de koop.
4. Er was overeengekomen dat de zaak ging openblijven totdat wij effectief gingen starten (rond september), maar ineens kondigt ze op facebook aan dat er eind april een afscheidsparty is), dus zou de zaak 4 maanden gesloten zijn, met dus het verlies van het huidige cliënteel
Een verkoper heeft een vrijwaringsplicht (voor uitwinning en verborgen gebreken).
De zaak verkopen en dan niet verder uitbaten gedurende 4 maanden, is m.i. een verborgen gebrek. Tenzij dit voorafgaand aan de verkoop expliciet is meegedeeld (en kan aangetoond worden door de verkoper).
(Minder de vrijwaring voor uitwinning voor eigen daad van de verkoper: dit vereist een negatieve verplichting van de verkoper: hij mag geen materiële handeling of rechsthandeling stellen die de koper stoort in het rustig bezit van de verkochte zaak. Maar het sluiten van de zaak zou misschien toch als een rechtshandeling kunnen beschouwd worden).
Verborgen gebreken leiden tot ontbinding (indien ernstig) of prijsvermindering. Keuze koper. Plus eventuele schadevergoeding.
De sancties bij niet-nakoming van de vrijwaringslicht worden opgesomd in art. 1143 BW: toch laten openhouden, plaatsvervangende schadevergoeding (voor gederfde inkomsten wegens verlies van cliënteel), eventueel ontbinding van het koopcontract (art. 1184 BW).
Ik zie dus wel enkele rechtsgronden om de rechtsgeldigheid van de koop te betwisten. Zekerheden zijn er niet in het leven, en ook niet in deze.
(Maar dat bleek ook al wel uit eerdere posts).