Het betreft hier een huurovereenkomst voor studenten afgesloten na 1 januari 2019.
De verhuurder heeft herstelwerken uitgevoerd aan de woning. Deze herstelwerken zorgden voor onbruikbaarheid van de gemeenschappelijke ruimtes en duurden meerdere aaneengesloten maanden. De herstellingen waren dringend en konden niet tot na het eindigen van de huurperiode worden uitgesteld en moesten dus door de huurder worden gedoogd conform art. 27 Vlaams Woninghuurdecreet.
Art. 27 Vlaams Woninghuurdecreet: "Als het verhuurde goed gedurende de huurtijd dringende herstellingen nodig heeft die niet tot na het eindigen van de huur kunnen worden uitgesteld, moet de huurder die gedogen, ongeacht de ongemakken die daardoor bij hem worden veroorzaakt, ook als hij gedurende de herstellingen het genot van een gedeelte van het verhuurde goed moet derven.
Als die herstellingen langer dan 30 dagen duren, wordt de huurprijs verminderd naar evenredigheid van de tijd waarvoor en van het gedeelte van het goed waarvan de huurder het genot heeft moeten derven. [...]"
Vooral het laatste is opvallend. De verhuurder erkent dat dit recht op huurvermindering bestond, maar "sorry, je bent te laat". De herstellingen zijn inmiddels niet meer voortdurend. De verhuurder heeft de huurprijs nooit verminderd ("wordt verminderd" volgens art. 27VWD / art. 1724BW), maar hierover is ook nooit een verzoek gestuurd door de huurder.
De vragen:
1. Was het de plicht van de verhuurder de huur te verlagen, terwijl hij niet door de huurder hierom werd gevraagd? (of was het de verantwoordelijk van de huurder om hier om te vragen?)
2. Is de vermindering van de huurprijs over in het verleden betaalde huur terug te vorderen? Art. 1728quaterBW biedt hier enige hoop.