zie ook:
viewtopic.php?t=88679
Art. 44 blijft een autonome bepaling , op grond waarvan het recht op uitkeringen ontzegd kan worden, t.a.v. de werkloze die :
- arbeid verricht in de zin van art. 45;
- recht heeft op loon in de zin van art. 46; de notie "loon gewaarborgd door de wetgeving...", vermeld in art. 46, § 1, 1e lid, 1°, beduidt dat ook de persoon die vrijwillig van loon afziet, aangezien hij verlof zonder wedde neemt, geacht wordt niet zonder loon te zijn.
Het Sectoraal Comité voor de Federale Overheid verleende een machtiging (beraadslaging FC nr. 14/2011 van 29.9.2011 ter aanvulling van de beraadslagingen FO nr. 03-04-05-06/2008 van 3.7.2008) voor de mededeling van gegevens door het FOD Financiën aan de RVA. De machtiging moet onder meer toelaten om na te gaan of de door de werkloze aangegeven inkomsten volledig en correct werden aangegeven.
Desgevallend leidt art. 44 tot een uitsluiting voor een periode overeenstemmend met de arbeidsperiode, de periode van verlof zonder wedde of de periode gedekt door loon. Art. 44 wordt echter niet ingeroepen t.a.v. de persoon die verlof zonder wedde (of tijdskrediet zonder uitkeringen) neemt om bij een andere werkgever in dienst te gaan, wanneer hij in deze nieuwe betrekking tijdelijk werkloos wordt gesteld of als leerkracht werkloos is tijdens de grote vakantie (Hof van Cas. 4.12.1995).
Art. 44 is geen autonome bepaling, op grond waarvan het recht op uitkeringen ontzegd wordt, t.a.v. de werkloze die werkloos is of wordt wegens omstandigheden afhankelijk van zijn wil in de zin van art. 51, § 1, 2e lid.
Desgevallend wordt de uitsluiting expliciet geregeld in art. 52 of 52bis van het KB.
De feestdag gelegen in een periode van volledige werkloosheid, die niet vergoed wordt ingevolge recht op loon, wordt voor de ziekteverzekering (art. 246, 1e lid, 8° KB 3.7.1996) als een dag van "gecontroleerde werkloosheid" beschouwd. De UI moet deze dag echter niet vermelden op het "bewijs van werkloosheid" gezien deze dag door de werkgever in de DMFA moet worden meegedeeld (onder de algemene code 1).
De periode van volledige werkloosheid, gelegen na de stopzetting van een zelfstandige activiteit, die krachtens de voormalige bepalingen van het KB van 22.8.1983 (achtergestelde lening van het Participatiefonds) in de periode tot 31.12.2001, niet vergoed wordt in toepassing van artikel 44, wordt eveneens gelijkgesteld met een periode van "gecontroleerde werkloosheid" zonder dat de werkloze (voor de periode voorafgaand aan 15.12.2005) de controle moet volgen (art. 246, 3e lid KB 3.7.1996).
De werknemer die niet vergoedbaar is omdat hij niet zonder arbeid of niet zonder loon is (op grond van een beslissing van het WB of ingevolge occasionele activiteiten aangeduid op de controlekaart) kan bij de RVA een bewijs van voortgezette verzekering C77 bekomen (art. 247, § 1, 1e lid, 1° en art. 248, a) KB 3.7.1996, zoals gewijzigd bij KB 10.7.2001 – BS 31.7) .
De voortgezette verzekering geldt voor de periode van arbeid of de periode gedekt door loon (die korter dan één maand kan zijn), doch ten minste voor 1 tot 12 maanden. Zij wordt niet toegestaan “wanneer de uitgeoefende activiteit van bedrieglijke aard is, gelet op de verplichtingen opgelegd door de sociale wetgeving”. De RVA levert dus geen bewijs af voor een uitsluitingsperiode ingevolge fe De voortgezette verzekering geldt voor de periode van arbeid of de periode gedekt door loon (die korter dan één maand kan zijn), doch ten minste voor 1 tot 12 maanden. Zij wordt niet toegestaan “wanneer de uitgeoefende activiteit van bedrieglijke aard is, gelet op de verplichtingen opgelegd door de sociale wetgeving”. De RVA levert dus geen bewijs af voor een uitsluitingsperiode ingevolge feiten waarvoor een PV van vaststelling van misdrijf tegen de werknemer werd opgesteld.
De voortgezette verzekering is slechts nuttig indien de vermelde dagen niet aanleiding geven tot het betalen van een loon dat onderworpen is aan RSZ, sector ziekteverzekering.
voorbeelden:
- niet aan de RSZ onderworpen vergoeding bij ontslag, bv. in toepassing van art. 33 van de Wet van 3.7.1978 voor periodes die niet vergoedbaar zijn ingevolge artikel 44 aangezien de rechter een vergoeding heeft toegekend ingevolge de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, niet onderworpen aan RSZ, in toepassing van art. 33 van de Wet van 3.7.1978 (ingevolge overlijden van de werkgever) of van art. 1184 van het Burgerlijk Wetboek (gerechtelijke ontbinding) - zie ook voetnoot bij art. 30, 3e lid, 3° en bij art. 46, 3e lid);
- occasionele prestatie als tolk voor een rechtbank, arbeid voor zichzelf die het gewone beheer van het eigen bezit overschrijdt, arbeid buiten de toegelaten uren indien de nevenactiviteit werd toegestaan, vergoeding toegekend bij uitdiensttreding, die niet voldoet aan de vereisten van art. 46, § 1, 4e lid KB...;
- vrijwilligerswerk of stage, niet cumuleerbaar met uitkeringen, indien de RVA deze periodes gelijkstelt met arbeid;
- nevenactiviteit die niet cumuleerbaar is met uitkeringen, in hoofde van de tijdelijk werkloze;
- activiteit als onbezoldigd zaakvoerder.