#2 , 15 jul 2019 15:25
Om de verjaring ietwat te begrijpen moet men een onderscheid maken tussen de verjaringstermijn van vordering door de belastingdienst en de vraag om teruggave door de burger.
Verder zitten wij hier met een dubbel probleem. Het gaat hier immers niet enkel om successie maar ook over de aangifte van buitenlandse onroerende goederen in de aangifte personenbelasting en de toepassing van het dubbel belastingverdrag tussen het woonland en het land waar het onroerend goed gelegen is.
AFDELING II. - <W 1998-06-10/39, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 27-07-1998> (ALGEMENE TERMIJNEN VAN VERJARING.)
Art. 2262. <W 1998-06-10/39, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 27-07-1998> Alle zakelijke rechtsvorderingen verjaren door verloop van dertig jaar, zonder dat hij die zich op deze verjaring beroept, verplicht is daarvan enige titel te vertonen of dat men hem de exceptie van kwade trouw kan tegenwerpen.
Art. 2262bis. <Ingevoegd bij W 1998-06-10/39, art. 5; Inwerkingtreding : 27-07-1998> § 1. Alle persoonlijke rechtsvorderingen verjaren door verloop van tien jaar.
In afwijking van het eerste lid verjaren alle rechtsvorderingen tot vergoeding van schade op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid door verloop van vijf jaar vanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de schade of van de verzwaring ervan en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon.
De in het tweede lid vermelde vorderingen verjaren in ieder geval door verloop van twintig jaar vanaf de dag volgend op die waarop het feit waardoor de schade is veroorzaakt, zich heeft voorgedaan.
§ 2. Indien een in kracht van gewijsde gegane beslissing over een vordering tot vergoeding van schade enig voorbehoud heeft erkend, dan is de eis die strekt om over het voorwerp van dat voorbehoud vonnis te doen wijzen, ontvankelijk gedurende twintig jaar na de uitspraak.
Art. 2263. Na verloop van (acht) jaren, te rekenen van de dagtekening van de laatste titel, kan de schuldenaar van een rente genoodzaakt worden om op zijn kosten aan zijn schuldeiser of aan diens rechtverkrijgenden een nieuwe titel te verschaffen. <W 1998-06-10/39, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 27-07-1998>
Art. 2264. De regels van de verjaring met betrekking tot andere onderwerpen dan die in deze titel vermeld zijn, worden bepaald in de titels die daarover in het bijzonder handelen.
AFDELING III. - TIENJARIGE EN TWINTIGJARIGE VERJARING.
Art. 2265. Hij die te goeder trouw en uit kracht van een wettige titel een onroerend goed verkrijgt, bekomt daarvan de eigendom door verjaring na tien jaren, indien de ware eigenaar woont binnen het rechtsgebied van het hof van beroep waarin het onroerend goed gelegen is; en na twintig jaren, indien hij buiten dat gebied zijn woonplaats heeft.
Art. 2266. Indien de ware eigenaar op verschillende tijdstippen zijn woonplaats binnen en buiten het rechtsgebied heeft gehad, moet, om de tot verjaring vereiste tijd aan te vullen, bij hetgeen aan de tien jaren aanwezigheid ontbreekt, tweemaal zoveel jaren afwezigheid worden gevoegd als er jaren ontbreken om de volle tien jaren aanwezigheid te bereiken.
Art. 2267. Een titel die nietig is uit hoofde van een gebrek in de vorm, kan niet als grondslag dienen voor een tienjarige en twintigjarige verjaring.
Art. 2268. Goede trouw wordt steeds vermoed, en hij die zich op kwade trouw beroept, moet die bewijzen.
Art. 2269. Het is voldoende dat de goede trouw aanwezig was op het ogenblik van de verkrijging.
Art. 2270. Na verloop van tien jaren zijn architecten en aannemers ontslagen van hun aansprakelijkheid met betrekking tot de grote werken die zij hebben uitgevoerd of geleid.
Men zou in uw situatie mijn inzien kunnen concluderen dat de verjaringstermijn bepaald is op 30 jaar.
Als ik fout zit, zal Wanton mij zeker corrigeren.
------------------------------------------------------------------------
wat baat kaars en bril, als de uil niet zien en lezen wil.