Schenking van aandelen van de familiale onderneming met voorbehoud van vruchtgebruik voor de ouders.
Art. 918, eerste lid BW bepaalt dat vervreemdingen aan erfgenamen in de rechte lijn met voorbehoud van vruchtgebruik worden vermoed in werkelijkheid schenkingen te zijn.
Indien een erflater aan een erfgerechtigde in rechte lijn een goed vervreemdt met voorbehoud van vruchtgebruik, dan moet deze schenking voor de waarde in volle eigendom (men houdt dus geen rekening met het feit dat de schenking bezwaard is met vruchtgebruik) worden aangerekend op het beschikbaar deel.
Ook bij een vervreemding onder voorbehoud van vruchtgebruik als voorschot op erfdeel, blijft de techniek van art. 918 BW interessant. Dergelijke clausule heeft dan immers tot gevolg dat het geschonken goed, zonder dat de gelijkheid van de erfgenamen wordt doorbroken, definitief aan de begiftigde wordt toebedeeld, daar de begiftigde de schenking in waarde kan inbrengen (voor zover de andere erfgenamen niet met de schenking hebben ingestemd tenminste).
Er is een schenking onder een verkoopsovereenkomst tussen de ouder en 2 kinderen. De moeder schenkt aandelen aan de dochter met behoud van vruchtgebruik, de zoon krijgt hetzelfde bedrag van de waarde van de aandelen in een geldsom. De schenking van de aandelen gebeurt buiten erfdeel. Een paar jaar nadien wordt er verzaakt aan het vruchtgebruik zodat de dochter nu de volle eigendom heeft van de aandelen. De verzaking van het vruchtgebruik werd niet notarieel gedaan. De zoon werd hiervan niet op de hoogte gebracht.
Is er hier dan nog sprake van een gelijkheid van de erfgenamen? Wordt deze overeenkomst hierdoor teniet gedaan?