#3 , 26 jun 2014 21:45
2.Ik wil een persoon ten laste nemen. Hoe wordt het nettobedrag van de bestaansmiddelen bepaald?
Het bedrag van de bestaansmiddelen waarmee rekening wordt gehouden, is een nettobedrag. Om het bedrag van de netto bestaansmiddelen te berekenen moet u steeds vertrekken van het bruto bedrag van de inkomsten.
Van dat bruto bedrag moet u de volgende gedeelten die niet beschouwd worden als bestaansmiddelen aftrekken:
2.560 euro (inkomsten 2013) van de lonen ontvangen in uitvoering van een contract voor studentenarbeid3.070 euro (inkomsten 2013) van de onderhoudsuitkeringen toegekend aan uw kinderen
24.760 euro (inkomsten 2013) van pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen ontvangen door uw ouders, grootouders, overgrootouders, broers of zussen die op 1 januari 2014 65 jaar of ouder zijn
Lonen
Voor bestaansmiddelen die bestaan uit lonen, is het brutobedrag gelijk aan het bedrag dat wordt bekomen:
na aftrek van de sociale bijdragen
maar voor aftrek van de belasting die aan de bron is ingehouden (bedrijfsvoorheffing). Als geen enkele belasting aan de bron werd ingehouden, stemt het brutobedrag dus overeen met het werkelijk betaalde bedrag.
Als dat loon verkregen is in uitvoering van een contract voor studentenarbeid, moet u 2.560 euro (inkomsten 2013) aftrekken om het brutobedrag van de bestaansmiddelen te verkrijgen! Die eerste schijf van het inkomen wordt niet beschouwd als een bestaansmiddel. U moet vervolgens de werkelijke of forfaitaire kosten aftrekken.
Voorbeeld:
In 2013 heeft uw dochter een brutoloon van 5.000 euro ontvangen in het kader van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten. Enkel het deel dat de 2.560 euro overschrijdt, dus 2.440 euro, wordt in rekening genomen als bestaansmiddel. Na aftrek van de forfaitaire kosten (2.440 euro x 20 % = 488 euro), bedraagt het netto bedrag 1.952 euro.
De persoon die de kinderbijslag ontvangt (ouder, pleegouder, grootouder, oom of tante,...), moet aan twee voorwaarden voldoen:
- Deze persoon mag niet samenwonen of een feitelijk gezin vormen. Hierbij is de wettelijke woonplaats bepalend. Elk document dat uitgaat van een openbaar bestuur (bijvoorbeeld een politieattest, een attest van het OCMW, een voorlopige verblijfsvergunning of een ‘model 2’ van de gemeente) kan ook aanvaard worden.
én
- Deze persoon mag niet meer verdienen dan 2230,74 EUR bruto per maand.