#3 , 05 feb 2013 11:10
“Art.843. Ieder erfgenaam die tot een erfenis komt, moet, zelfs indien hij onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardt, aan zijn medeërfgenamen inbreng doen van al hetgeen hij van de overledene, bij schenking onder de levenden, rechtstreeks of onrechtstreeks ontvangen heeft; hij mag de giften niet behouden noch de legaten opeisen, die hem door de overledene zijn gedaan, tenzij de giften en legaten hem uitdrukkelijk zijn gedaan bij vooruitmaking en buiten erfdeel of met vrijstelling van inbreng. Art.856.De vruchten en de interesten van aan inbreng onderworpen zaken zijn eerst verschuldigd te rekenen van de dag dat de erfenis is opengevallen”(Burgerlijk Wetboek=B.W.).
“Art.913.De giften, hetzij bij akten onder de levenden, hetzij bij testament, mogen de helft van de goederen van de beschikker niet overschrijden, indien hij bij zijn OVERLIJDEN slechts één kind achterlaat; een derde, indien hij twee kinderen achterlaat; een vierde, indien hij er drie of meer achterlaat.Art.920.Beschikkingen, hetzij onder de levenden, hetzij ter zake des doods, die het beschikbaar gedeelte overschrijden, kunnen na het openvallen van de erfenis tot dat gedeelte ingekort worden. Art.922. Om de inkorting te bepalen, vormt men een massa uit alle goederen die bij het overlijden van de schenker of erflater aanwezig waren. De goederen waarover hij bij schenking onder de levenden heeft beschikt, worden fictief daarbij gevoegd volgens hun staat ten tijde van de schenkingen en hun waarde ten tijde van het overlijden van de schenker. Over al die goederen berekent men, na aftrek van de schulden, het gedeelte waarover hij heeft mogen beschikken, met inachtneming van de hoedanigheid van de door hem achtergelaten erfgenamen...Art.923.Schenkingen onder de levenden worden nooit ingekort dan nadat de waarde van alle goederen die in de beschikkingen bij testament begrepen zijn, is uitgeput; en wanneer deze inkorting plaatsheeft, geschiedt zij te beginnen met de laatste schenking, en aldus vervolgende, van de laatste schenking opklimmend tot de vroegere.”(B.W.).
Ik ga er eenvoudigheidshalve van uit dat staat en waarde bij schenking en overlijden DEZELFDE waren en dat de nalatenschap ENKEL voornoemde gronden omvatte zodat de ingebrachte waarde = € (120.000 + 100.000 + 90.000) = € 310000 en het beschikbaar deel van de ouders van 4 kinderen = 1/4 x € 310000 = € 77500.Er kan dus inkorting gevorderd worden van € (310000 - 77500) = € 232500. Die € 232500 dienen gelijkelijk verdeeld over de 4 kinderen = € 58125 per kind.
Ga naar Belgische wetgeving in JUSTEL-databanken van Belgisch Staatsblad. Klik voor WetBOEKEN achter ’Juridische aard’. Op afkondigingsdatum vindt u de overige akten. Inzake FEDERALE fiscale wetgeving zie http://www.fisconetplus.be/