creatief en Lightning,
bedankt voor uw verrijkende informatie.
Is dit echter niet een beetje in strijd met wat de brochure van de notarissen zegt:
Men kan immers op twee manieren aan een erfgenaam schenken:
“buiten erfdeel” of “op voorschot van erfenis”.
In ons recht bestaat een vermoeden dat iedere schenking op voorschot
van erfenis is.
Wil men een schenking buiten erfdeel doen, dan moet men dit
expliciet zeggen.
Noteer dat wanneer men schenkt aan een derde, d.i. een niet-erfgenaam, de
schenking steeds buiten erfdeel is.
Doet de schenker een gift buiten erfdeel dan heeft hij de bedoeling om
de begiftigde-erfgenaam reeds tijdens zijn leven en op definitieve wijze
een extraatje te gunnen, bovenop het normaal erfdeel dat de
begunstigde later bij het overlijden van de schenker nog zal optrekken.
Dergelijke gift moet binnen de perken van het beschikbaar deel blijven
en wordt daarop dan ook aangerekend. Het beschikbaar deel is het
deel van het vermogen waarover de overledene vrij mag beschikken in
het voordeel van wie hij wenst. De grootte varieert naargelang wie de
erfgenamen zijn en met hoeveel ze zijn.
Is door de gift de reserve van de reservatairen aangetast, dan moet
inkorting plaatsvinden.
De reserve is het wettelijk erfdeel dat bepaalde in de wet opgesomde
erfgenamen nooit kan ontnomen worden. Ook dit verschilt van geval
tot geval. Informeer u hierover bij uw notaris.
Inkorting
De inkorting van een schenking gebeurt in principe in natura zodra een
vordering daartoe door de benadeelde erfgenaam wordt ingesteld. De schenking
wordt gekortwiekt ten belope van het deel dat het beschikbaar deel van de
erfenis overtreft.
Om uit te maken of het beschikbaar deel is overtroffen (en de reserve dus is
aangetast), zal worden overgegaan tot de samenstelling van de zogenaamde
“fictieve massa”, d.i. de som van alle erfgoederen die de overledene nog
achterlaat, vermeerderd met alle schenkingen die hij tijdens zijn leven deed.
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
20
Juridisch betekent dit dat het eigendomsrecht van de begiftigde over het
geschonken goed, geheel of gedeeltelijk, zal ontbonden worden. Op dit principe
bestaan evenwel tal van uitzonderingen.
Het betreft gevallen waarbij de schenking intact blijft maar de begiftigde tot
inkorting dient over te gaan via mindere ontvangst. De begiftigde van de
schenking zal dan uit de rest van de goederen die nog in de erfenis aanwezig zijn
minder optrekken.
Men kan ook een schenking doen als voorschot op het erfdeel. De
schenker heeft dan niet het inzicht de begiftigde meer te geven dan
zijn andere erfgenamen. Hij ziet de schenking louter als een voorschot
op het erfdeel van de betrokken begunstigde. Schenkt hij op die
manier, dan is het de wens van de schenker om de gelijkheid tussen al
zijn erfgenamen te behouden. Alle erfgenamen zullen uiteindelijk een
gelijk aandeel erven, maar de begiftigde krijgt op voorhand een
welbepaald goed en heeft hiervan dus een soort vooruitgeschoven
genotsrecht. Men wil de begiftigde in feite slechts een tijdelijk voordeel
verschaffen. Het herstel van de gelijkheid onder de erfgenamen vindt
bij dergelijke giften plaats op het moment van het overlijden van de
schenker en meer bepaald door de techniek van de inbreng.
Giften op voorschot van erfenis worden om die reden in principe niet
aangerekend op het beschikbaar deel.
Inbreng
Inbreng betekent dat het geschonken goed moet terugkeren naar de erfmassa
waar het onder de erfgenamen zal verdeeld worden. Alleen mede-erfgenamen
kunnen van elkaar inbreng vorderen. De wijze waarop de inbreng concreet
plaatsvindt, verschilt naar gelang de schenking onroerende dan wel roerende
goederen tot voorwerp had.
De inbreng van onroerende goederen geschiedt in principe in natura. Het goed
zelf wordt teruggegeven. Het komt terug vrij en onbelast van alle schulden en
hypotheken. Heeft de begiftigde het goed ondertussen zelf verkocht, dan moet
de inbreng niet in natura gebeuren maar door mindere ontvangst. De waarde
van het onroerend goed op het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap
is dan verschuldigd. Indien er in de nalatenschap voldoende onroerende
21
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
goederen zijn van gelijke aard, waarde en deugdelijkheid als het geschonkene,
dan kan de inbreng eveneens door mindere ontvangst gebeuren.
Voor roerende goederen vindt de inbreng krachtens de wet altijd door
minderneming of mindere ontvangst plaats. De begiftigde mag het goed dus
behouden, maar de andere erfgenamen nemen vóór de verdeling van de erfenis
daaruit andere goederen vooraf ter waarde van de schenking zodat alle
erfgenamen terug op gelijke voet komen te staan. Men houdt hierbij rekening
met de waarde van het geschonken roerend goed ten tijde van de schenking.
Het moge duidelijk zijn dat bij schenking van een onroerend goed de
inbreng in natura een alles behalve praktische wijze van herstel van de
gelijkheid onder de erfgenamen is.
Stel: vader schenkt zijn dochter Leen een perceel bouwgrond op
voorschot van erfenis. Hij heeft daarnaast twee zonen: Filip en Pieter.
Wanneer later bij het overlijden van vader dochter Leen, die inmiddels
bv. gebouwd heeft op de grond, deze opnieuw zou moeten afstaan aan
de nalatenschap om hem te delen met Filip en Pieter, dan is dat geen
prettig vooruitzicht dat bovendien vaak door partijen niet eens gewild
wordt. In de notariële praktijk wordt daarom doorgaans uitdrukkelijk in
de schenkingsakte een clausule toegevoegd waarbij wordt afgestapt
van het principe van de inbreng in natura en deze vervangen wordt
door het principe van de mindere ontvangst.
Men noemt dit een schenking met vrijstelling van inbreng in natura.
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
22
Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat
Nederlandstalige Gemeenschapsraad
Verantwoordelijke uitgever: L. Eeman
Bergstraat 30/34
1000 Brussel
2010
D/2010/1928/1
mei/10
http://www.notaris.be" onclick="window.open(this.href);return false;