Pagina 1 van 1

lijfrente

Geplaatst: 25 apr 2010 09:10
door jupiter
vraagje : A en B zijn gehuwd met gemeenschapsstelsel - bij overlijden van A bestaat vermoeden dat een belangrijk deel van de gemeenschap belegd is als lijfrentecontract ten gunste van B
Quid - successsierechten
- benadeling reservataire erfgenamen (kinderen eeerste huwelijk A)

Geplaatst: 26 apr 2010 10:37
door j.demoor
Inzake successierechten geldt:
“Art.8. Worden geacht als legaat te zijn verkregen, de sommen, renten of waarden die een persoon geroepen is kosteloos te ontvangen, bij het overlijden van de overledene, ingevolge een contract bevattende een door de overledene of door een derde ten behoeve van de verkrijger gemaakt beding...(zie zelf vervolg in http://www.fisconet.fgov.be/ )”(Wetboek Successierechten 31 maart 1936).

Inzake reservataire erfgenamen geldt:
“Art.124.In geval van overlijden van de verzekeringnemer zijn de premies die hij heeft betaald, niet aan inbreng of inkorting onderworpen, behalve voor zover het betaalde kennelijk buiten verhouding staat tot zijn vermogenstoestand, in welk geval de inbreng of de inkorting het bedrag van de opeisbare prestaties niet mag overschrijden.”(25 JUNI 1992. - Wet op de landverzekeringsovereenkomst).

Echter:
“Artikel 124 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het ertoe leidt dat, in geval van een spaarverrichting door de erflater in de vorm van een gemengde levensverzekering, de reserve niet kan worden aangevoerd ten aanzien van het kapitaal.”(Grondwettelijk Hof 96/2008,26 juni 2008).

Zie ook : DU MONGH,J.,Levensverzekering en erfrecht na het arrest van het Grondwettelijk Hof van 26 juni 2008,R.W.2008-09,1242-1254.

“Art.128.Aan het gemeenschappelijk vermogen is geen vergoeding verschuldigd behalve voor zover de premiebetalingen die ten laste van dat vermogen zijn gedaan, kennelijk de mogelijkheden ervan te boven gaan.”(25 JUNI 1992. - Wet op de landverzekeringsovereenkomst).


Echter:
‘De art.127,128 en 148,§3 schenden de artikelen 10 en 11 G.W. doordat zij tot gevolg hebben dat,wanneer twee echtgenoten gemeenschap van goederen hebben,één van beiden een levensverzekering heeft aangegaan om de goede afloop van de terugbetaling van gemeenschappelijke leningen te waarborgen en,nadat die terugbetaling is gedaan,om een kapitaal op te leveren,niet voor de langstlevende echtgenoot van de verzekeringnemer,maar enkel voor deze laatste ingeval hij een overeengekomen leeftijd zou bereiken,en bovendien de premies ten laste van de gemeenschappelijke goederen zijn betaald,dat kapitaal eigen is en slechts aanleiding geeft tot vergoeding indien de premiebetaling die ten laste van het gemeenschappelijk vermogen zijn gedaan kennelijk de mogelijkheden ervan te boven gaan‘(Arbitragehof nr.54/99,26 mei 1999).

Zie ook :
-TERMOTE,K.,Discriminatie bij levensverzekeringen tussen echtgenoten,T.B.H. 1999,851-854,noot onder Arbitragehof nr.54/99,26 mei 1999;
-RENCHON,J.,La Cour d’arbitrage et le statut des assurances sur la vie dans le droit des régimes matrimoniaux.Proposition pour une réforme législative globale,Rev.trim.dr.fam. 2000,7-37;
-DE WILDE D’ESTMAEL,E.,Essai de transposition prospective:les assurances-vie et le droit des libéralités à la lumière de l’arrêt du 26 mei 1999,Rev.dr.U.L.B. 2002-1,147-184.

lijfrente

Geplaatst: 27 apr 2010 09:19
door jupiter
Dank voor het antwoord. Iets is me toch niet duidelijk : het grondwettelijk hof heeft het over "gemengde levensverzekeringen" (en ook tak 23) maar dit is bij een lijfrente die reeds ingegaan is voor het overlijden van A zeker niet het geval ; als ook B vroeg overlijdt is zelfs een groot deel van het geïnvesteerde kapitaal verloren (ten gunste van de verzekerings-maatschappij). Het is dus zeker geen "beleggingsverzekering" maar een verzekering met een ingebouwd risico waarvan de uitvoering bovendien geen rechtstreeks verband houdt met de dood van A.

Met vriendelijke groeten