Wat is de juiste redenering en waarom?
Geplaatst: 07 apr 2010 20:21
Probleemstelling:
Jan overlijdt maar heeft geen kinderen, geen ouders, geen broers, geen zussen en geen testament.
10/20 van de erfenis gaat naar de lijn langs moeders kant
en
10/20 van de erfenis gaat naar de lijn langs vaders kant via de grootouders
langs vaders kant. Over deze 10/20 langs vaders kant gaat mijn vraag:
grootvader Jef en grootmoeder Maria hadden 3 kinderen A (die de vader van Jan is),B en C
grootvader Jef hertrouwt na het overlijden van Maria (= de grootmoeder van Jan) met Julia en heeft met haar nog 7 kinderen.
Vraag : Hoe gebeurt de verdeling?
Blijkbaar zijn er 2 redeneringen:
Eerste redenering:
De kinderen van Maria en Jef : B en C (of hun plaatsvervangers) krijgen samen de helft, 5/20
De kinderen van Julia en Jef (of hun plaatsvervangers) krijgen samen de andere helft , 5/20
In dit geval krijgt B (of plaatsvervangers) dus 5/40
Tweede redenering:
Ofschoon er tussen Julia en Jan geen bloedverwantschap bestaat, krijgen haar kinderen (of hun plaatsvervangers) evenveel als de kinderen van de grootmoeder van Jan :Maria
Concreet betekent dit dat B nu 2/40 krijgt (1/10 van de 10/20 zijnde 1/20 of 2/40)
Voor de erfgenamen maakt het dus een groot verschil uit of redenering 1 dan wel redenering 2 gevolgd wordt.
Welk is de correcte redenering en op basis waarvan ?
Jan overlijdt maar heeft geen kinderen, geen ouders, geen broers, geen zussen en geen testament.
10/20 van de erfenis gaat naar de lijn langs moeders kant
en
10/20 van de erfenis gaat naar de lijn langs vaders kant via de grootouders
langs vaders kant. Over deze 10/20 langs vaders kant gaat mijn vraag:
grootvader Jef en grootmoeder Maria hadden 3 kinderen A (die de vader van Jan is),B en C
grootvader Jef hertrouwt na het overlijden van Maria (= de grootmoeder van Jan) met Julia en heeft met haar nog 7 kinderen.
Vraag : Hoe gebeurt de verdeling?
Blijkbaar zijn er 2 redeneringen:
Eerste redenering:
De kinderen van Maria en Jef : B en C (of hun plaatsvervangers) krijgen samen de helft, 5/20
De kinderen van Julia en Jef (of hun plaatsvervangers) krijgen samen de andere helft , 5/20
In dit geval krijgt B (of plaatsvervangers) dus 5/40
Tweede redenering:
Ofschoon er tussen Julia en Jan geen bloedverwantschap bestaat, krijgen haar kinderen (of hun plaatsvervangers) evenveel als de kinderen van de grootmoeder van Jan :Maria
Concreet betekent dit dat B nu 2/40 krijgt (1/10 van de 10/20 zijnde 1/20 of 2/40)
Voor de erfgenamen maakt het dus een groot verschil uit of redenering 1 dan wel redenering 2 gevolgd wordt.
Welk is de correcte redenering en op basis waarvan ?