#4 , 08 apr 2009 19:10
Het antwoord:
elk kleinkind 1/8 VE + 1/8 BE
• elke weduwe 1/6 VG
• weduwe C eventueel nog een VG van 1/16 te nemen uit het VG van weduwe B als B eerder sterft dan C.
Hoe ik er aan kom:
In de veronderstelling dat niemand een testament maakte noch een ‘afwijkend’ huwelijkscontract had; ik kijk ook alleen maar naar waar het bezit van opa en oma gaan.
Opa sterft: het gemeenschappelijke bezit van opa en oma wordt in 2 gedeeld.
Oma krijgt ½ in volle eigendom + het vruchtgebruik op de andere ½.
A, B en C krijgen elk 1/3 in blote eigendom van de laatstgenoemde ½. Als we dus spreken over de vroegere gemeenschap van opa en oma: elk 1/6 in blote eigendom.
Bij overlijden zoon A krijgt:
• de vrouw van A het vruchtgebruik over 1/6 BE: hier zit een moeilijkheid want dat VG zit nog bij oma. Maar toch heeft de vrouw van A daar een recht op: we zien verder
• elk kind van A: 1/12 BE.
Bij overlijden zoon B: zijn weduwe krijgt het VG over 1/6 BE; zonder testament krijgt zijn moeder ¼ van 1/6 BE; de andere ¾ worden verdeeld over broer C (1/2 van ¾ van 1/6 BE dus) en over de kinderen van wijlen A (elk ¼ van ¾ van 1/6 BE).
Bij overlijden zoon C: eerst eens kijken wat C bezit: 1/6 BE uit erfenis pa én 3/48 uit erfenis broer B = 11/48 BE.
• de vrouw van C krijgt daar het VG op (zelfde moeilijkheid als bij A)
• elk kind van C krijgt daar de ½ van.
Tussenstand:
Na overlijden opa en 3 zoons bezitten:
• elk kleinkind 11/96 BE
• vrouw van A een eventueel VG op 1/6 (ze zal dat krijgen als ze nog leeft als oma sterft)
• vrouw van C een eventueel VG op 1/6 (ze zal dat krijgen als ze nog leeft als oma sterft) + een eventueel VG in 2de rang op 1/16 (ze zal dat krijgen als oma én de vrouw van B overlijden voor haar)
• vrouw van B een eventueel VG op 1/6 (ze zal dat krijgen als ze nog leeft als oma sterft)
• oma 1/2 VE en 1/24 BE speciaal bezwaard en 1/2 VG.
Als oma overlijdt dooft haar vruchtgebruik uit: de BE worden nog géén VE want de eventuele VG in eerste rang worden actuele VG.
Dat geeft:
• elk kleinkind 11/96 BE
• vrouw van A VG op 1/6
• vrouw van C VG op 1/6 + een eventueel VG in 2de rang op 1/16 (ze zal dat krijgen als de vrouw van B overlijdt voor haar)
• vrouw van B VG op 1/6
Daarenboven vervalt de erfenis van oma aan de 4 kleinkinderen. De vrouw van B erft niet.
Elk kleinkind dus: plus ¼ van 1/2 VE + ¼ van dat speciaal 1/24 BE.
Einde van het verhaal:
• elk kleinkind 1/8 VE + 1/8 BE
• elke weduwe 1/6 VG
• weduwe C eventueel nog een VG van 1/16 te nemen uit het VG van weduwe B als B eerder sterft dan C.
Verder zullen uiteindelijk de 4 kleinkinderen elk VE worden van ¼, maar de tussenstappen hangen af van de volgorde van overlijden van de weduwen. Het verschil tussen A en C wordt veroorzaakt doordat C nog leefde toen B stierf maar A niet meer.