#2 , 18 okt 2020 13:48
De partijen bij een boedelbeschrijving die is opgesteld naar aanleiding van een nalatenschap zijn er dan ook toe gehouden om melding te maken, niet alleen van de goederen die tot het vermogen in de strikte zin van de erflater behoren, maar ook van alle goederen die de erflater hen heeft geschonken, ongeacht de omstandigheid dat die schenking wel of niet voor inbreng of inkorting vatbaar was
"ART.226 Strafwetboek : hij aan wie de eed in burgerlijke zaken wordt opgedragen of teruggewezen en die een valse eed aflegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot tienduizend euro; hij kan bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33. Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die bij een verzegeling of boedelbeschrijving een valse eed aflegt."
Van meineed kan dus alleen maar sprake zijn wanneer met bedrieglijk opzet of met oogmerk om te schaden de waarheid vervalst werd in een onder eed afgelegde verklaring die in rechte werd opgedragen of teruggewezen in burgerlijke zaken.
Is hieraan voldaan kan strafklacht neergelegd worden bij de politie of rechtstreeks en schriftelijk bij de procureur des Konings.
"ART.792 Burgerlijk Wetboek : de erfgenamen die goederen van de nalatenschap hebben weggemaakt of verborgen gehouden, verliezen de bevoegdheid om de nalatenschap te verwerpen; al verwerpen zij deze, toch blijven zij zuiver erfgenaam, zonder op enig aandeel in de weggemaakte of verborgen gehouden zaken aanspraak kunnen maken."