Graag advies in volgende aangelegenheid :
Onze buren breidden enkele jaren geleden zonder bouwvergunning een vergund afdak, ingeplant op 2 m van onze perceelsgrens, uit naar een gesloten constructie tot tegen onze perceelsgrens.
Op basis van “wederzijds gedogen” (wij hadden op ons perceel enkele bomen staan waarvan de takken over de perceelsgrens hingen) hebben wij hun bouwmisdrijf niet gemeld.
Vermits echter onze buren ons dagvaardden voor overhangende takken, en wij door de vrederechter verplicht werden, de bomen te vellen, hebben wij nu ook het bouwmisdrijf van de buren gemeld aan de gemeentelijke overheid.
De gemeentelijke dienst ruimtelijke ordening weigert echter, een procedure tot herstelvordering in te leiden, en was slechts na enig aandringen van onzentwege bereid, een PV op te stellen.
Met dit PV hebben wij een verzoekschrift tot behandeling neergelegd op de griffie van het vredegerecht, de zitting is ondertussen aangekondigd.
Echter ondertussen hebben onze buren een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning reguliere procedure (met bijhorend openbaar onderzoek) ingediend bij de gemeentelijke dienst RO, teneinde alzo hun bouwmisdrijf te regulariseren.
Onze vraag : dient het vonnis van de vrederechter afgewacht te worden, of dienen dringend andere maatregelen genomen te worden ?