Uitbreiding van de eis in onteigeningszaken

Avelivloms
Topic Starter
Berichten: 119

Uitbreiding van de eis in onteigeningszaken

#1 , 15 apr 2013 15:05

Er wordt een antwoord gezocht op de vraag: "Kan de vordering tot herziening, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de onteigeningswet van 26 juli 1962, nog uitgebreid worden bij toepassing van artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek, na het verstrijken van de termijn van twee maanden gesteld door hetzelfde artikel 16, eerste lid, van de wet van 26 juli 1962 ?"

De vordering in herziening verjaart na verloop van twee maanden, de termijn bepaald in artikel 16, eerste lid, van de onteigeningswet van 26 juli 1962. De vordering tot herziening van de door de vrederechter toegekende voorlopige vergoedingen verjaart inderdaad door verloop van twee maanden te rekenen vanaf de verzending van de in artikel 15, 2e lid, van de wet van 26 juli 1962 bedoelde stukken (artikel 16, eerste lid, van de wet van 26 juli 1962). Deze termijn van twee maanden is geen beroepstermijn. Het vonnis van de vrederechter dat de voorlopige vergoedingen vaststelt is immers niet vatbaar voor beroep (artikel 14, derde lid, eerste volzin, van de wet van 26 juli 1962: “Zijn vonnis, dat uiterlijk dertig dagen na de indiening van het verslag wordt gewezen, is niet vatbaar voor beroep”). Deze termijn van twee maanden is bijgevolg ten minste te beschouwen als een verjaringstermijn.
Na het verstrijken van deze verjaringstermijn kan er dus geen nieuwe vordering in herziening worden ingesteld, kan de oorspronkelijke vordering in herziening niet meer worden uitgebreid bij toepassing van artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek en kan er geen tegenvordering in herziening meer worden ingesteld.

Het voorlopige vonnis van de vrederechter, dat de voorlopige onteigeningsvergoeding vaststelt, is niet vatbaar voor verhaal. Dat blijkt in het bijzonder uit artikel 14, derde lid, eerste volzin, van de Franse tekst van de onteigeningswet 1962. Het is dus niet vatbaar voor hoger beroep en evenmin voor voorziening in cassatie (zie en vgl. Cass., 14 mei 1971, Arr. Cass., 1971, 924). Er kan alleen een vordering tot herziening tegen ingesteld worden (artikel 16, eerste lid, van de onteigeningswet).

Deze regeling, die uniek is in het Belgische recht, valt te verklaren door het feit dat men lippendienst heeft willen bewijzen aan artikel 16 van de Grondwet, dat de regel bevat van de voorafgaande schadeloosstelling van de onteigende. De wetgever heeft de illusie willen scheppen dat de voorlopige vergoeding vastgesteld door de vrederechter eigenlijk ... een beetje definitief is. Tegen het vonnis dat deze vergoeding vaststelt is immers geen hoger beroep of voorziening in cassatie mogelijk.
Deze unieke wettelijke regeling heeft evenwel gevolgen. De termijn van artikel 16, eerste lid, van de onteigeningswet is geen rechtsmiddelentermijn. Deze termijn kan dus niets anders zijn dan een verjaringstermijn.

Een vordering kan dus niet meer uitgebreid worden bij toepassing van artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek wanneer deze uitgebreide vordering verjaard is (zie Cass., 19 juni 2000, Arr. Cass., 2000, 380; Pas., 2000, I, 380: "Overwegende dat het arrest vaststelt dat eiser binnen de verjaringstermijn, bepaald in artikel 26 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, zoals te dezen van toepassing, een vordering heeft ingesteld op grond van een misdrijf, met als voorwerp de uitvoering van een contractuele verbintenis;/ Dat het arrest voorts vaststelt dat eiser het voorwerp van die vordering buiten de voormelde verjaringstermijn heeft gewijzigd in schadevergoeding;/ Dat het arrest oordeelt dat door die wijziging een nieuwe vordering ontstaat die wegens verjaring vervallen is;/ Dat het arrest zodoende de aangewezen wetsbepalingen niet schendt;").
Artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek is een bepaling die de proceseconomie wil dienen. Zij wil beletten dat de eiser telkens opnieuw een nieuwe eis zou moeten instellen, meestal met een nieuwe dagvaarding (zie Sven Mosselmans, “Tussenvorderingen”, in Algemene praktische rechtsverzameling (APR), Mechelen, Wolters Kluwer Belgium, 2007, nr. 82, blz. 53-54). Het opzet van artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek is zeker niet om de de eiser toe te laten de verjaringstermijn te ontlopen.

Reclame

Jureca
Juridisch actief: Ja
Regio: België

Een juridische oplossing. Voor elk probleem, voor iedereen!

Benieuwd naar jouw juridische opties? Jureca begeleidt jou aan de geschikte oplossing. Klik hier om jouw situatie te beschrijven en we nemen binnen de 24 uur met jou contact op voor persoonlijke begeleiding