#5 , 12 jan 2020 13:20
De belangrijke vraag die hier een antwoord behoeft is er al dan niet sprake is van een dading. Als er beweerd wordt dat een voorstel tot dading door de partijen werd ondertekend, dan kan de inroepende partij dit ook aantonen door de ondertekende dading voor te leggen.
Een artikel van Elfri brengt meer duidelijkheid over wanneer er o.a. sprake is van een dading:
SamenvattingDe dading is een overeenkomst waarbij partijen door wederzijdse toegevingen een gerezen geschil beëindigen of een toekomstig geschil voorkomen (art. 2044, eerste lid BW). Dadingen hebben tussen partijen kracht van gewijsde in hoogste aanleg (art. 2052 BW).
Dit betekent dat de partijen op hun vroegere, betwiste, rechtsverhouding niet meer kunnen terugkomen. Indien een partij dit toch doet, kan de andere partij zich beroepen op de exceptie van dading. De gevolgen van de extinctieve werking van de dading blijven beperkt tot hun voorwerp (art. 2048 BW).
Dadingen regelen slechts de geschillen die daarin zijn begrepen (art. 2049 BW). De exceptie van dading kan derhalve slechts ingeroepen worden wanneer de vordering, die na de dading wordt ingesteld, betrekking heeft op hetzelfde voorwerp, dezelfde oorzaak en dezelfde partijen als de dading.
Volgens art. 2044, tweede lid BW moeten dadingen schriftelijk worden opgemaakt. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om handelsverbintenissen, behalve door de bewijsmiddelen die het burgerlijk recht toelaat, ook te bewijzen door getuigen en vermoedens (art. 25, eerste lid W.Kh. en art. 1353 BW). Een dading over de beëindiging van een zelfstandige samenwerkingsovereenkomst tussen een opdrachtgever en een zelfstandige dienstverlener, die beide handelsvennootschappen zijn, regelt handelsverbintenissen. Het bewijs van het bestaan van een dading in handelsverbintenissen kan geleverd worden met alle middelen van recht. Hij die het bestaan van de dading inroept draagt hiervan de bewijslast.
------------------------------------------------------------------------
wat baat kaars en bril, als de uil niet zien en lezen wil.