In een beroepsprocedure poneert de tegenpartij (de geïntimeerden) in haar laatste conclusie: "De tegenvorderingen, zoals door geïntimeerden ingesteld in graad van beroep, zijn onontvankelijk".
Wat voor gevolg heeft dit voor de ontvankelijkheid van de vorderingen van de tegenpartij? Mag deze verklaring beschouwd worden als een afstand of verlies van rechtsvordering?