Een analogie en een functor lijken op elkaar omdat ze beiden een soort overeenkomst of overdracht aanduiden tussen twee domeinen, maar het verschil zit in hun precisie, structuur en wat ze waarborgen:
---
Wat?
Een suggestieve vergelijking: "X is zoals Y".
Bijvoorbeeld: "Een gerechtelijke procedure is als een schaakspel."
Kenmerk?
Informeel en vaak subjectief.
Focust op gelijkenis in inhoud of vorm.
Houdt geen verplichting in om alle relaties tussen de objecten te bewaren.
Gebruik in recht:
Voor interpretatie: "Fiscus is zoals een schuldeiser."
Voor analogische redenering: "Wat geldt voor X, geldt vermoedelijk ook voor Y."
---
Wat?
Een formele structuurbehoudende vertaling tussen twee contexten (categorieën).
Bijvoorbeeld: "Wat in het strafrecht een veroordeling is, is in het tuchtrecht een sanctie."
Kenmerk?
Behoudt de structuur van relaties tussen objecten.
Zorgt dat als X → Y een gevolg is in de ene context, dan F(X) → F(Y) ook een gevolg is in de andere.
Wiskundig controleerbaar, zelfs in juridische termen.
Gebruik in recht:
Voor transponeren van rechtsregels tussen domeinen (strafrecht → fiscaal recht).
Voor coherente interpretatie van rechtstakken (bv. grondrechten in publiek en privaatrecht).
---
> Een analogie zegt: “dit lijkt op dat”,
een functor zegt: “dit werkt als dat, en alle onderliggende relaties blijven behouden”.
---
Voorbeeld om het verschil concreet te maken:
Element Analogie Functor
Strafrecht ↔ Schaakspel "Een proces is als een schaakspel." Niet van toepassing: geen echte structurele correspondentie.
Strafrecht → Tuchtrecht "Tuchtrecht is een soort licht strafrecht."
Paul