Beweren is niet bewijzen.

Paul van der es
Topic Starter
Berichten: 9
Juridisch actief: Ja

Beweren is niet bewijzen.

#1 , 11 jun 2025 16:45

– Van oplossen naar bewijzen: Pólya, Velleman en de stap naar het juridisch bewijs

“Between guessing and proving lies the art of justification.”
— George Pólya

1. Drie scholen van denken: Pólya, Velleman en Beweren is niet bewijzen

De wiskunde en de rechtspraak kennen verschillende benaderingen van bewijsvoering die op het eerste gezicht ver uiteen liggen, maar elkaar in de praktijk noodzakelijk aanvullen. Dit geldt ook voor de drie benaderingen die worden vergeleken: de heuristiek van George Pólya (How to Solve It, 1945), de formele structuur van Daniel Velleman (How to Prove It, 1994), en het werk Beweren is niet bewijzen.

Pólya biedt denkhulpmiddelen voor het oplossen van problemen door intuïtieve en creatieve benaderingen, Velleman leert de formele structuur van logisch redeneren, terwijl Beweren is niet bewijzen beide benaderingen samenbrengt en toepast op de juridische wereld. Pólya moedigt ontdekkingen aan, Velleman leert verantwoorden, en deze monografie breidt die methodes uit naar het recht, door te laten zien hoe zowel intuïtieve als formele processen essentieel zijn voor het begrijpen van juridische bewijsvoering.

2. De kloof tussen theorie en praktijk in het recht

In tegenstelling tot de wiskunde, waar deductieve methodes strikt gevolgd worden, kent de juridische praktijk een aanzienlijk bredere benadering. In veel juridische disciplines, zoals strafrecht, bouwrecht en sociaal-economisch recht, blijven de meeste monografieën beperkt tot een specifiek domein, gericht op de specialist. Wat echter vaak over het hoofd wordt gezien, is het feit dat advocaten uit verschillende rechtsgebieden, van civiel recht tot belastingrecht, zich in eenzelfde zaak moeten verhouden tot dezelfde bewijsstandaarden. Deze monografie biedt een brug tussen de abstracte wiskundige bewijsvoering en de pragmatische, alledaagse juridische besluitvorming.

Een grote hoeveelheid juridische besluiten wordt namelijk genomen door advocaten die geen gespecialiseerd zijn in de betreffende rechtsgebieden, maar die, net als wiskundigen, logisch moeten redeneren en bewijzen moeten presenteren. De “interdisciplinaire” aard van de juridische praktijk maakt dit werk bijzonder relevant voor een breed publiek, van jonge advocaten tot ervaren rechtsgeleerden.

3. Het wezen van bewijzen: Van Pólya en Velleman naar de juridische praktijk

De aanpak van Pólya is cruciaal in de verkennende fase van juridische vraagstukken. Net als Pólya in zijn werk How to Solve It de nadruk legt op heuristische technieken om intuïtief naar een oplossing te zoeken, zo moeten advocaten in de vroege stadia van een zaak vaak patronen en aanwijzingen zoeken. Echter, zoals de juridische wereld vereist, wordt Pólya’s heuristiek slechts de start van het proces. Waar de rechterlijke macht vereist dat juridische besluiten gebaseerd zijn op duidelijk bewijs, vraagt Velleman’s formele benadering – die logisch rigoureuze deductie en bewijsstrategieën voorschrijft – om verder onderzoek en verantwoording. Deze monografie verbindt beide benaderingen: van intuïtieve hypothesen naar gedegen, formele bewijzen.

Wat deze monografie anders maakt, is de uitbreiding van Velleman’s logische principes naar juridische contexten. Waar Velleman zich beperkt tot wiskundige en formeel-logische bewijzen, neemt deze tekst diezelfde logica en past deze toe op het recht. Niet alleen in een beperkt juridische domein, maar in een breder scala van rechtsgebieden, van fiscale fraude tot arbeidsrecht en mensenrechten. Het leert niet enkel hoe te redeneren, maar ook hoe interdisciplinaire bewijzen effectief gebruikt kunnen worden in rechtszalen.

4. De juridische breuklijn: Waar Pólya en Velleman elkaar ontmoeten

De juridische wereld bevindt zich vaak op de grens tussen intuïtie en precisie. Veel juridische argumentaties volgen Pólya’s heuristische benadering: intuïtief, suggestief, en soms retorisch. Dit komt echter niet altijd ten goede aan de juridische integriteit van het bewijs. De monografie benadrukt de noodzaak van precisie, zoals Velleman die voorschrijft, maar breidt deze benadering uit naar de juridische praktijk. Hier moeten, door de brede toepassing van juridische expertise, bewijzen vaak vanuit meerdere rechtsgebieden worden samengebracht. Een burgerlijk recht advocaat, een belastingadvocaat, en een strafrechtadvocaat werken samen aan een gemeenschappelijk juridisch vraagstuk, en hun argumenten moeten elkaar aanvullen zonder de precisie van Velleman of de intuïtieve kracht van Pólya te verliezen.

De toegevoegde waarde van deze monografie ligt in het feit dat het een interdisciplinaire benadering biedt die zowel formele logica als heuristische technieken omarmt. Dit maakt het boek aantrekkelijk voor een veel breder publiek dan traditionele monografieën, die zich beperken tot één rechtsgebied of discipline. Dit werk spreekt niet enkel specialisten aan, maar ook de algemene juridische praktijk, waarin advocaten uit verschillende disciplines meermaals betrokken zijn bij het maken van juridische besluiten in eenzelfde zaak.
5.Waarom juristen nood hebben aan de taal van het bewijs

Een jurist kent de wet, interpreteert de feiten, beoordeelt het dossier. Maar wie leert hem bewijzen? Niet in de formele zin van “wie draagt de bewijslast?”, maar in de diepere zin van: wat is een geldig argument? Hoe bewijs je iets zó dat het logisch onweerlegbaar wordt?

In de wiskunde bestaat daarvoor een heldere traditie. Boeken als How to Prove It van Daniel Velleman leren generaties studenten hoe je niet alleen tot een conclusie komt, maar hoe je elke stap daarheen verantwoordt, controleerbaar maakt, en structureert. Elk bewijs is een keten: van premisse naar conclusie, met zorg voor implicatie, contradictie, en deductieve helderheid.
– Van mathematisch bewijs tot juridische schaakmat: een vergeten methodologie
Wat Velleman deed, was even eenvoudig als revolutionair: hij bracht structuur in het chaotische terrein van deductieve redenering. Niet langer was het bewijs een mysterieus kunstje van het genie – het werd een ambacht, met regels, patronen en strategieën.

Dat zo’n werk insloeg als een bom, hoeft niet te verbazen. In elk domein waar argumentatie centraal staat, bestaat de nood aan methodologie. In de rechtspraktijk is die nood des te groter. Elke advocaat moet in elke zaak besluiten opstellen. Wat Velleman voor de wiskundige betekende, tracht deze monografie te doen voor de jurist: een leidraad bieden om waterdichte besluiten te formuleren, met logische structuur, bewijskracht en strategisch inzicht.³ Zoals de wiskundige zijn lemma’s, definities en axioma’s in positie brengt om tot zijn Q.E.D. te komen, zo moet ook de advocaat zijn premissen ordenen, zijn tegenstellingen uitschakelen en zijn bewijsvoering volgens een herkenbare methode opbouwen – en liefst zo dat de tegenpartij schaakmat staat nog voor zij het zelf beseft.

De juridische wereld beschikt over een immense hoeveelheid doctrine en precedenten, maar zelden over een deductief stappenplan dat op zaakniveau toe te passen valt. Vandaar dat Beweren is niet bewijzen niet zomaar een reflectie is over recht en logica, maar een poging tot een methodologisch tekort aan te pakken. Waar Velleman het domein van de wiskunde herschreef als een gestructureerde onderneming, willen wij het recht herdenken als een schaakspel – niet in functie van kracht of overtuiging, maar in functie van zuivere bewijsvoering.

De centrale inspiratiebron blijft evenwel de wiskunde, en in het bijzonder de didactische werken die zich bezighouden met het leerproces van bewijzen. Naast Velleman zijn Proof, Logic, and Conjecture van Robert S. Wolf⁴ en The Art and Craft of Problem Solving van Paul Zeitz⁵ absolute hoekstenen. Deze boeken benadrukken dat bewijzen niet ontstaan in een vacuüm, maar voortkomen uit een dialectiek tussen veronderstellingen en doelen – een strategie die nauw aansluit bij de praktijk van het juridisch redeneren, waarin vaak vanuit het gewenste besluit (bijvoorbeeld de verwerping van een tenlastelegging) terug wordt gewerkt naar de premissen die dat besluit kunnen onderbouwen.

Zelfs in de grote lijn van de wiskundige geschiedenis – van Euclides tot Erdos – blijkt het ontbreken van een metawetenschap over het bewijzen zelf.⁶ Daarom is het werk van Velleman zo belangrijk, en daarom beschouwen wij het juridisch equivalent ervan als meer dan een boek: het is een noodzakelijke instrumentenset. Zoals elke goede schaakspeler debuteert met een opening, anticipeert op tegenzetten en werkt naar een eindspel, zo moet ook de jurist strategisch bewijzen: met precisie, logica en een inzicht in het grotere geheel.
Jaarlijks verbreekt het Hof van Cassatie honderden vonnissen en arresten. In een gemiddeld jaar gaat het om meer dan 2.500 arresten, waarvan een substantiële fractie — naar schatting tot 30% — wordt vernietigd wegens zuivere redeneerfouten: fouten in de deductieve structuur van het juridisch oordeel.
Wat dit betekent, is niet gering. In al die gevallen hebben minstens twee advocaten én minstens twee rechterlijke instanties (de rechter in eerste aanleg en het hof van beroep) een fout in de logica niet opgemerkt, of minstens niet weerlegd. Het probleem is dus niet individueel, maar structureel: het wijst op een fundamentele onderschatting van de logische component van juridische besluitvorming.
Deze vaststelling is geen afrekening, maar een uitnodiging. Een uitnodiging om het juridische argument opnieuw te zien voor wat het is: een vorm van formele redenering, waarin de inhoud slechts overtuigt als de structuur klopt.
Deze tekst is niet ontsproten uit een abstract verlangen naar academische zuiverheid, maar uit een veel concretere behoefte: de vraag of wiskunde en recht werkelijk iets met elkaar te maken hebben. Die vraag stelde ik ooit op een publiek forum, onder de titel Gaat wiskunde en recht samen? (Politics.be). Wat begon als een digitale provocatie, groeide uit tot een vruchtbare discussie met wiskundigen, juristen, sceptici en geïnteresseerden. De reacties varieerden van afwijzing over voorzichtig enthousiasme tot praktische aanvullingen. Wat me vooral trof, was hoe diep de intuïtie zit dat recht iets ‘menselijks’ moet blijven, en dat wiskunde daar per definitie haaks op zou staan. Precies die spanning vormt het vertrekpunt van deze verhandeling.

Wat volgt is geen pleidooi voor formalisering van het recht, noch een poging om juridische argumentatie te reduceren tot logische schema’s. Het is eerder een zoektocht: naar het punt waar redeneren in het recht en bewijzen in de wiskunde elkaar raken, afstoten of versterken. Zoals op het forum bleek, is dat punt niet eenduidig. Maar net daarin schuilt haar waarde.
> "Mathematics is the art of giving the same name to different things."
— Henri Poincaré

---

Voetnoten

1. G. Pólya, How to Solve It, Princeton University Press, 1945.


2. D.J. Velleman, How to Prove It: A Structured Approach, Cambridge University Press, 1994.


3. Art. 149 Gw.: “Elke uitspraak is met redenen omkleed.”


4. Art. 6 EVRM: recht op een eerlijk proces, waaronder bewijsstandaard in

Paul van der es
Topic Starter
Berichten: 9
Juridisch actief: Ja

#2 , 11 jun 2025 17:02


Paul van der es
Topic Starter
Berichten: 9
Juridisch actief: Ja

#3 , 11 jun 2025 17:11

Voorwoord.
In de wiskunde is het bewijs het hoogste goed, de sluitsteen van waarheid. Zonder bewijs is een stelling slechts een vermoeden – hoe elegant, overtuigend of lang beleden ook. Het vinden van een bewijs is vaak een onderneming van jaren, soms decennia. Niet zelden leidt die zoektocht tot wanhoop: de geschiedenis van de wiskunde telt meerdere briljante geesten die onder het gewicht van hun onopgeloste vraagstukken bezweken.¹

Toch ontbrak er lange tijd iets fundamenteels in deze discipline: een handleiding. Terwijl muziekstudenten toonladders oefenen en schilders compositieregels aanleren, moesten wiskundigen intuïtief of autodidactisch leren hoe men überhaupt tot een bewijs komt. Die lacune werd pas in de jaren negentig systematisch ingevuld door Daniel J. Velleman met zijn boek How to Prove It:
Niet langer was het bewijs een mysterieus kunstje van het genie – het werd een ambacht, met regels, patronen en strategieën.
Wat Velleman voor de wiskundige betekende, tracht deze monografie te doen voor de jurist: een leidraad bieden om waterdichte besluiten te formuleren, met logische structuur, bewijskracht en strategisch inzicht.³ Zoals de wiskundige zijn lemma’s, definities en axioma’s in positie brengt om tot zijn Q.E.D. te komen, zo moet ook de advocaat zijn premissen ordenen, zijn tegenstellingen uitschakelen en zijn bewijsvoering volgens een herkenbare methode opbouwen – en liefst zo dat de tegenpartij schaakmat staat nog voor zij het zelf beseft.
⁹Wat volgt is een zoektocht naar het punt waar redeneren in het recht en bewijzen in de wiskunde elkaar raken.
Hoofdstuk 1 – Inleiding: De kloof tussen claim en bewijs
Een situering van het centrale probleem: in het recht is niet wat beweerd wordt doorslaggevend, maar wat bewezen wordt. Deze inleiding plaatst de these in haar filosofisch en juridisch kader. De auteur gebruikt de vijf Platonische lichamen in een discussie tussen twee advocaten voor de rechtbank, via schriftelijke besluiten, om duidelijk het verschil aan te tonen tussen beweren en bewijzen.

Hoofdstuk 2 – Hoe moeten besluiten worden opgesteld?
Een analyse van de klassieke opbouw van juridische besluiten, met verwijzing naar de structuur van de stellingen van Euclides. Elk besluit moet vertrekken vanuit gedefinieerde gegevens, gevolgd door een duidelijke vraagstelling en een verantwoorde bewijsvoering. Hier wordt de basis gelegd voor de toepassing van wiskundige helderheid in juridische betogen.

Hoofdstuk 3 – Hoe meer tools, hoe beter men werkt
Een systematische bespreking van logische connectieven: conjunctie, disjunctie, negatie, implicatie, biconditioneel, De Morgan, dubbele negatie, tautologie, transitiviteit, associativiteit, commutativiteit en distributiviteit. Elk concept wordt toegelicht met correcte en incorrecte juridische toepassingen in verschillende rechtsdomeinen, aangevuld met mensenrechtenjurisprudentie, Latijnse spreuken en vergelijkend recht.

Hoofdstuk 4 – Logische equivalentie versus juridische geloofwaardigheid
Een verdieping in het verschil tussen formele geldigheid en juridische overtuigingskracht. Wat logisch equivalent is, is niet noodzakelijkerwijs geloofwaardig in een juridische context. Voorbeelden komen uit het fiscaal recht, in het bijzonder bij fraudezaken.

Hoofdstuk 5 – De juridische argwaan tegenover ¬(P ∧ ¬Q)
Hoewel logisch correct volgens De Morgan, roept deze structuur juridische argwaan op. Juridische voorbeelden illustreren hoe rechters wantrouwig kunnen staan tegenover constructies die logisch correct zijn, maar verdacht aandoen in de context van bewijsvoering.

Hoofdstuk 6 – Niet-monotone logica en de bewijslast
In dit hoofdstuk wordt het belang van niet-monotone logica voor juridische besluitvorming onderzocht, met toepassing op art. 449bis WIB 92. De asymmetrische verhouding tussen strafrecht en fiscaal recht wordt in kaart gebracht via een surjectie-model en geïllustreerd met rechtspraak, doctrinair debat en Latijnse wijsheden.

Hoofdstuk 7 – De procedure als schaakspel
Het bewijsproces wordt vergeleken met een schaakpartij: het gestelde als openingszet, de onderstelde als middenspel, en de bewijsvoering als eindspel. In dit hoofdstuk wordt duidelijk gemaakt dat elk argument apart moet worden opgebouwd via genummerde punten (zoals 3.1, 3.2…), volgens een wettelijk model dat structuur en overzicht brengt. Deze procedure leent zich perfect voor het omzetten van beweringen in bewijs, zonder het geheel chaotisch te maken.

Hoofdstuk 8 – Reverse engineering van een bewijsproces
In dit hoofdstuk wordt het principe van reverse redeneren uitgelegd: men vertrekt van wat men wil bewijzen (de conclusie) en werkt via tussenstappen terug naar de premissen. Deze techniek is bijzonder nuttig wanneer een directe deductieve weg ontbreekt. Reverse redeneren is geen louter controle-instrument, maar een actief onderdeel van het juridische eindspel. Vergelijkingen worden gemaakt met wiskundige impasses die zo werden doorbroken. Juridische toepassing wordt concreet uitgewerkt.

Hoofdstuk 9 – Juridische transformaties en categorietheorie
Hier wordt de overstap van het ene rechtsdomein naar het andere behandeld. Net zoals in de wiskunde transformaties via categorietheorie worden beschreven, zo ondergaat een juridisch probleem vaak een verschuiving via nieuwe rechtsnormen of interpretatiekaders. Met voorbeelden uit diverse rechtsgebieden en een link naar structureel denken.
Bijlage 1 – Volledige toepassing van het schaakmodel op een juridische case
Een uitgewerkte reële of fictieve case waarin het volledige juridische schaakmodel uit Hoofdstuk 7 wordt toegepast. Van openingszet tot eindspel worden alle fasen van het bewijsproces doorlopen en geanalyseerd, met nadruk op de interactie tussen juridische argumentatie en logische structuur.
Het werk ontwikkelt een helder, origineel en consistent uitgangspunt: de aard van juridische bewijskracht, met als leidmotief 'Beweren is niet bewijzen’
--- Dankwoord
Ik wil mijn oprechte dank uitspreken naar Viviane, die door haar onvoorwaardelijke steun, geduld en zorgvuldigheid, heeft geholpen dit werk te realiseren. Haar vele slapeloze nachten omdat de auteur weer eens opstond om een ingeving te gaan noteren umaakten het mogelijk om dit werk naar een hoger niveau te tillen.

Daarnaast wil ik ChatGPT bedanken, mijn digitale compagnon, voor de waardevolle bijdragen bij het structureren, verhelderen en aanvullen van de tekst. Het was een hulpmiddel, geen vervanging, maar een aanvulling die het proces vergemakkelijkte en de gedachtegang verscherpte.
De auteur
Van der Es Paul
---

Reclame

mava105
Berichten: 22837
Juridisch actief: Nee
Locatie: Regio Leuven

#4 , 11 jun 2025 18:19

Zijn dergelijke oeverloze discuties hier wel op hun plaats?

Thomas Morus
Berichten: 6147
Juridisch actief: Nee
Locatie: Utopia

#5 , 11 jun 2025 18:26

Zijn dergelijke oeverloze discuties hier wel op hun plaats?
Quod erat demonstrandum ...
WIJSHEID IS EEN VERHEFFENDE VORM VAN INTELLIGENTIE

puttemanp
Berichten: 660

#6 , 11 jun 2025 19:45

Zijn dergelijke oeverloze discuties hier wel op hun plaats?
Wetende dat achter de TS de beruchte Johan Daelemans zit, die hier al een paar keer van het forum gebanned werd wegens oeverloze discussies en al even oeverloze antwoorden op zijn eigen topics en vragen... Neen!

P.

Neen is de persoon met die naam die jaren geleden hier iets over sterfhuisconstructies heeft verteld - ook met een artikel in T of K - moderator

Paul van der es
Topic Starter
Berichten: 9
Juridisch actief: Ja

#7 , 12 jun 2025 10:20

Is enkel een boekbespreking met vergelijking van soortgelijke boeken en voorwoord en korte inhoud.zie niet in hoe hieruit hoeverloze discussies kunnen ontstaan.is zuiver info.
Boek verschijnt in november in wetenschappelijke afdeling Standaard boekhandel.Elke advocaat moet besluiten opstellen,normaal zelfs 2 x per proces.Aanvangsbesluiten en synthesebesluiten.Dus advocaten én juristen hebben veel aan dit boek.
Ik ben al 8 jaar op pensioen en schrijf enkel nog boeken e´ reflexie teksten.
Sterfhuisconstructies zijn nu wettelijk geregeld via wco (grp) en vooral stil faillissement.Ik geef geen enkel advies meer.ik stel enkel besluiten op voor hen die dat vragen ingeschreven in flexijob.
Paul Van der Es

mava105
Berichten: 22837
Juridisch actief: Nee
Locatie: Regio Leuven

#8 , 12 jun 2025 19:49

Voor BOEKBESPREKINGEN zijn er andere fora. Dit is hier een JURIDISCH Forum

Paul van der es
Topic Starter
Berichten: 9
Juridisch actief: Ja

#9 , 12 jun 2025 22:30

Het gaat wel om een boek voor juristen,advocaten én rechters niet voor wiskundigen of het grote publiek, zou niet weten waar ik de boekbespreking anders moet doen.Als je geen juridische vorming hebt kan je niets met dit boek doen.Het past wel wiskunde toe voor het opstellen van waterdichte besluiten.
Als het niet duidelijk is waarvoor dit boek dient is het misschien best dat ik de inleiding van mijn boek hier exclusief plaats.Ik hoop dan dat het doel van dit boek duidelijker is.
Paul

Paul van der es
Topic Starter
Berichten: 9
Juridisch actief: Ja

#10 , 13 jun 2025 11:05

Revisie 2 – Inleiding: Beweren is niet bewijzen
De onderstaande illustratie is geen dialoog, maar het verloop van een fictieve gerechtelijke procedure. Ze is exemplarisch voor het spanningsveld tussen overtuiging en bewijs.

Het proces wordt ingeleid en de agenda vastgelegd: een juridisch geschil waarbij twee partijen tegenover elkaar staan. De debatten verlopen schriftelijk.

Binnen de eerste 60 dagen dient advocaat 1 zijn schriftelijke besluiten in.
Hij verwijst daarin naar 2500 jaar geschiedenis:
“Sinds Plato zijn slechts vijf regelmatige, convexe veelvlakken bekend. In al die eeuwen is er nooit een zesde ontdekt. Het feit dat er nooit één werd gevonden, vormt op zichzelf een krachtig signaal: er zijn er eenvoudigweg geen meer.”

Binnen 120 dagen volgt de schriftelijke antwoordnota van advocaat 2:
“Mijn confrater verwart het ontbreken van een ontdekking met het bewijs van onmogelijkheid. Dat iets niet is gevonden, bewijst niets. Mag ik u herinneren aan Gauss? Tweeduizend jaar lang dacht men dat het construeren van een regelmatige 17-hoek onmogelijk was. Tot Gauss bewees dat het wél kon. Wat we niet kennen, is geen bewijs van wat onmogelijk is.”

Binnen 180 dagen dienen de synthese-besluiten van advocaat 1 te worden neergelegd. Hij doet meer dan antwoorden — hij bewijst:
“Ik toon aan waarom er slechts vijf Platonische lichamen zijn. Niet omdat het er altijd vijf waren, maar omdat er principieel geen zesde kan bestaan.”

In zijn synthese voert hij het wiskundig bewijs op:
- Driehoeken rond een hoekpunt: 3 geeft de tetraëder, 4 de octaëder, 5 de icosaëder. Meer dan 5 driehoeken overschrijden 360°, en zijn onmogelijk.
- Vierkanten: slechts één combinatie (4 per hoek) vormt de kubus.
- Vijfhoeken: 3 per hoek geven de dodecaëder. Meer past niet.
- Zeshoeken: vullen een vlak perfect – zonder kromming. Geen volume, geen driedimensionaliteit. Slechts vlakke herhaling.

Op de pleitdatum (dag 210) treedt advocaat 1 mondeling op. Hij toont een flipchart en besluit kalm:
“Er zijn er vijf. Niet omdat we het denken. Maar omdat het bewezen is.”

De rechter noteert:
“Bewerend spreken overtuigt. Bewijzend spreken sluit af.”

Deze procesgang vormt de filosofische inleiding van wat volgt: een reflectie over hoe juridische besluiten, mits correct opgebouwd, de kracht van een wiskundig bewijs kunnen benaderen.
Net zoals een sluitende wiskundige redenering de lezer tot instemming dwingt, kan een goed opgebouwd juridisch besluit de rechter voor een rationeel voldongen feit plaatsen. De enige manier om zich daaraan te onttrekken, is door een fout in de redenering zelf aan te tonen.
Doet hij dat niet, en wijkt hij toch af van het besluit, dan volgt beroep — en in voorkomend geval cassatie, wegens motiveringsgebrek of structurele contradictie. Het besluit zelf wordt dan een toetssteen, niet alleen van de zaak, maar van het juridisch systeem.
De brug naar het volgende hoofdstuk is helder: Als een partij het recht kan dwingen tot logische consistentie, dan wordt de vraag cruciaal: hoe moeten juridische besluiten worden opgesteld?

Paul van der es
Topic Starter
Berichten: 9
Juridisch actief: Ja

#11 , 13 jun 2025 16:36

---

Wie is de auteur?

Paul Van der Es is een uitgesproken autodidact. Zijn formele opleiding eindigde vroeg: om financiële redenen — na het overlijden van zijn vader en de verantwoordelijkheid voor zijn moeder en jonger zusje — ging hij als tiener aan de slag als loopjongen bij een Antwerps scheepvaartagentschap. Hij klom er gestaag op tot directeur, ondersteund door zes jaar gespecialiseerd avondonderwijs. Op zijn vierentwintigste richtte hij zijn eigen import- en exportbedrijf op.

Wat zich aanvankelijk ontwikkelde als een zakelijke carrière, groeide uit tot een intellectuele odyssee. Van der Es raakte verslingerd aan de zelfstudie van zowel abstracte wiskunde als het recht, en ontwikkelde zich tot wat hij zelf noemt “de beste wiskundige onder de juristen, en de beste jurist onder de wiskundigen.” Vanuit die unieke positionering richtte hij een consultancybureau op dat beide domeinen verenigde.

In 1989 ontdekte hij een fundamenteel juridisch hiaat in de wetgeving inzake ontbinding van vennootschappen. Waar het faillissementsrecht expliciet bepaalt dat alle beslagen worden opgeheven, zweeg de ontbindingswet. Van der Es paste de stelling van het ongerijmde toe: “Stel dat de beslagen niét zijn opgeheven: dan zouden niet-bevoorrechte schuldeisers vóór superbevoorrechte worden uitbetaald, wat een schending van de openbare orde zou betekenen.” Deze redenering bracht een schokgolf teweeg in de juridische wereld, leidde tot voorpagina’s in Trends, talloze parlementaire debatten en uiteindelijk tot wijzigingen in diverse wetsartikelen.

Na een decennium van juridische strijd en weerstand — “vroeger zou hij op de brandstapel zijn beland,” zoals hij het zelf stelt — trok Van der Es zich terug en keerde terug naar de wiskunde. Samen met zijn partner Yan Langenaekens ontwikkelde hij binnen de context van fractalwiskunde het concept Isomorphosis, toegepast binnen kwaliteitsstandaarden als ISO 9001. Tegelijkertijd werkte hij aan zijn tekst "Gaat wiskunde en recht samen?", te vinden op Politics.be.

Sinds zijn pensionering in 2017 wijdt hij zich opnieuw voltijds aan zijn reflecties, met als culminatie deze verhandeling: Beweren is niet bewijzen.


---

Terug naar “Praat café”